C-694/20 Orde van Vlaamse Balies e.a.  

Contentverzamelaar

C-694/20 Orde van Vlaamse Balies e.a.  

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     22 februari 2021
Schriftelijke opmerkingen:                     8 april 2021

Trefwoorden : belastingen; meldingsplicht; grensoverschrijdend; beroepsgeheim

Onderwerp :

-           Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

-           Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van richtlijn 77/799/EEG;

-           Richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van 25 mei 2018 tot wijziging van richtlijn 2011/16/EU;

Feiten:

De verzoekende partijen (waaronder de Orde van Vlaamse balies en Belgian Association of Tax Lawyers) vorderen (gedeeltelijke) schorsing van het Vlaamse decreet van 26 juni 2020 (hierna: bestreden decreet) tot wijziging van het decreet van 21 juni 2013 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen, wat betreft de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies. Verzoekers stellen dat artikel 14 van het bestreden decreet uitsluit dat een advocaat die optreedt als intermediair in de zin van het decreet, zich op zijn beroepsgeheim beroept om te worden vrijgesteld van de periodieke meldingsplicht inzake marktklare constructies. De advocaat kan echter niet voldoen aan die meldingsplicht zonder zijn beroepsgeheim te schenden. Bovendien is een dergelijk vereiste niet noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de grensoverschrijdende regeling wordt gemeld, aangezien de cliënt, al dan niet bijgestaan door de advocaat, de andere intermediairs kan informeren en hen kan verzoeken hun meldingsplicht na te komen.

Overweging:

Het verzoek betreft de verenigbaarheid van artikel 1(2) van richtlijn (EU) 2018/822 met artikel 7 (recht op eerbiediging van het privéleven) en artikel 47 (recht op een eerlijk proces) van het Handvest, voor zover het een advocaat die optreedt als intermediair die zich op het beroepsgeheim wil beroepen, verplicht de andere betrokken intermediairs in kennis te stellen van hun meldingsplicht. De verwijzende rechter is echter niet bevoegd om zich uit te spreken over de verenigbaarheid van voornoemde richtlijn met de artikelen 7 en 47 van het Handvest. Aangezien de beroepen tot schorsing en nietigverklaring van het decreet van 26 juni 2020, waarbij richtlijn (EU) 2018/822, de geldigheid van deze richtlijn ter discussie stellen, moet eerst de geldigheid van de voornoemde richtlijn eerst worden vastgesteld.

Prejudiciële vraag:

Schendt artikel 1, punt 2), van richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van 25 mei 2018 «tot wijziging van richtlijn 2011/16/EU, wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies» het recht op een eerlijk proces zoals gewaarborgd bij artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het recht op eerbiediging van het privéleven zoals gewaarborgd bij artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese [Unie] in zoverre het nieuwe artikel 8bis ter, lid 5, dat het heeft ingevoegd in richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 «betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van richtlijn 77/799/EEG», erin voorziet dat indien een lidstaat de noodzakelijke maatregelen neemt om intermediairs het recht op ontheffing van de verplichting tot het verstrekken van inlichtingen over een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie te verlenen wanneer de meldingsplicht een inbreuk zou vormen op het wettelijke verschoningsrecht conform het nationale recht van die lidstaat, die lidstaat gehouden is de intermediairs te verplichten iedere andere intermediair of, bij gebreke daarvan, de relevante belastingplichtige onverwijld in kennis te stellen van zijn meldingsverplichtingen, in zoverre die verplichting tot gevolg heeft dat een advocaat die optreedt als intermediair verplicht wordt gegevens die hij verneemt tijdens de uitoefening van de wezenlijke activiteiten van zijn beroep, namelijk het verdedigen of vertegenwoordigen in rechte van de cliënt en het verlenen van juridisch advies, zelfs buiten elk rechtsgeding, te delen met een andere intermediair die niet zijn cliënt is?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-305/05; C-432/05, Unibet; C-143/88 en C-92/89, Zuckerfabrik Süderdithmarschen AG en Zuckerfabrik Soest GmbH;

Specifiek beleidsterrein: JenV; FIN-fiscaal;