C-695/19 Rádio Popular
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 2 december 2019 Schriftelijke opmerkingen: 18 januari 2020
Trefwoorden: BTW, financiële handeling,
Onderwerp :
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw-richtlijn).
Feiten:
Verzoeker, Rádio Popular, is een onderneming die zich bezighoudt met de verkoop van huishoudelijke apparaten en computer- en telecommunicatieapparatuur. Daarnaast verkoopt Rádio Popular namens de merkaanbieder ook extra garantie wanneer de klant dat vraagt. De klant krijgt op die wijze een verlenging van de oorspronkelijke garantie, waarbij Rádio Popular optreedt als tussenpersoon tussen de verzekeringsmaatschappij en de eindklant. Zij berekent geen btw over de verkoop van extra garantie, maar trekt de btw die rust op de goederen en diensten die zij verwerft om het geheel van haar activiteiten uit te voeren, volledig af. Bij Rádio Popular is een btw-controle uitgevoerd door de AT waaruit bleek dat de handelingen die Rádio Popular verricht inzake extra garantie niet als financiële handelingen kunnen worden beschouwd, waardoor die handelingen dus niet worden uitgesloten van de berekening van het pro rata van de aftrek als bedoeld in artikel 23 lid 1, onder b), van het CIVA. Als gevolg van die controles stelde de AT de btw en de daarop betrekking hebbende rente vast op in totaal 356 433,05 EUR (328 107,08 EUR aan btw en 28 325,97 EUR aan rente). Rádio Popular verzoekt de verwijzende rechter de btw-aanslagen en de bijbehorende rente te vernietigen en om de AT te veroordelen tot het betalen van rente. Zij voert aan dat haar activiteiten als tussenpersoon verwaarloosbaar zijn in verhouding tot haar totale activiteiten. Om het recht op aftrek te kunnen uitoefenen, dient de activiteit als tussenpersoon die de verzoekende partij aanvullend uitvoert, beschouwd te worden als een bijkomstige financiële handeling die niet wordt betrokken bij de berekening van het pro rata. Het begrip financiële handeling dient immers ruim te worden geïnterpreteerd, op straffe van schending van het fundamentele neutraliteitsbeginsel inzake btw. De AT is van mening dat de in het geding zijnde activiteit van de Rádio Popular niet als bijkomstig kan worden aangemerkt. Volgens de AT hangt de levensvatbaarheid van de verzoekende partij af van de verkoop van extra garantie. Daarnaast stelt de AT dat de verkoop van extra garantie niet onder het begrip „financiële handeling”, valt, zoals artikel 23, lid 5, van het CIVA vereist.
Overweging:
De AT is van mening is dat de onmogelijkheid om de uit de verkoop van extra garantie verkregen omzet buiten beschouwing te laten bij de berekening van het pro rata van de aftrek niet alleen het gevolg is van het feit dat dergelijke handelingen geen financiële handelingen zijn, maar ook van het feit dat zij geen bijkomstige handelingen zijn. De verwijzende rechter moet nagaan of deze twee redenen rechtmatig zijn. Uit de rechtspraak van het Hof volgt dat „een dienst moet worden beschouwd als bijkomend bij een hoofddienst, wanneer hij voor de klanten geen doel op zich is, doch een middel om de hoofddienst van de dienstverrichter zo aantrekkelijk mogelijk te maken.” In deze zaak bestaat de hoofdactiviteit van de verzoekende partij uit de levering van huishoudelijke apparaten. De bijkomstige activiteiten, zoals de verkoop van extra garantie, vormen voor de klant geen doel op zich, maar het gaat om middelen waardoor de hoofddienst van de dienstverrichter, namelijk de levering van huishoudelijke apparaten met de originele garantie, zo aantrekkelijk mogelijk wordt gemaakt voor de klant. De stelling van de AT dat verkoop van extra garantie geen bijkomstige handeling is, berust dus op een onjuiste beoordeling van de feiten. De verwijzende rechter twijfelt echter of het argument van de AT dat de verkoop van extra garantie niet als „financiële handelingen” kan worden aangemerkt voor de toepassing van artikel 23, lid 5, van de CIVA en artikel 174, lid 2, van de btw-richtlijn, correct is.
Prejudiciële vragen:
Is er bij de bemiddeling bij de verkoop van extra garantie op huishoudelijke apparaten sprake van financiële handelingen wanneer de bemiddeling gebeurt door een btw-plichtige die zich voornamelijk bezighoudt met de verkoop van huishoudelijke apparaten aan consumenten, of is die bemiddeling als zodanig aan te merken op grond van het neutraliteitsbeginsel en het beginsel van nietverstoring van de mededinging, zodat het daarmee verkregen bedrag overeenkomstig artikel 135, lid 1, onder b) of onder c), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 niet wordt meegenomen in de berekening van het aftrekbare gedeelte?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: CILFIT (C-283/81), Card Protection Plan Ltd (CPP) (C-349/96), Régie dauphinoise (C-306/94), EDM (C-77/01), NCC Construction Danmark (C-174/08)
Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal