C-707/18 Amărăşti Land Investment
Prejudiciële hofzaak Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 02 januari 2019 Schriftelijke opmerkingen: 19 februari 2019 Trefwoorden: btw; fiscale zaken; onroerend goed Onderwerp: - Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw-richtlijn); Feiten: Verzoekster is een vennootschap die in 2014 is opgericht met als doel de oprichting en exploitatie van een landbouwbedrijf op een terrein van ongeveer 4.000 hectare. Verzoekster is bezig landbouwgrond te kopen volgens een procedure die uit twee fasen bestaat. Om een rechtsgeldige verkoopovereenkomst af te sluiten, is bij wet vereist dat de terreinen zijn ingeschreven in het kadaster en dat de verkoper als eigenaar van de terreinen is ingeschreven in het kadaster. Verzoekster verklaart dat zij op eigen kosten alle werkzaamheden zal verrichten voor de inschrijving van het terrein in het kadaster, zodat een notariële verkoopakte kan worden opgesteld. Partijen zijn op voorhand overeengekomen dat deze werkzaamheden worden begroot op €750,- per hectare. Ze hebben ook een boetebeding opgenomen (schadeloosstelling van €2.000,- per hectare). Partijen zijn ook overeengekomen dat verzoekster de volledige koopsom zal betalen op het moment dat de voorlopige verkoopakte wordt gesloten en dat deze prijs niet de tegenprestatie voor inschrijving in het kadaster omvat, die daarvan te onderscheiden is. Op 23.01. 2017 heeft verzoekster de belastingdienst verzocht om teruggave van de btw voor een bedrag van 73.828,- RON. Naar aanleiding hiervan is er een belastingcontrole uitgevoerd, waarbij het verzoek om teruggave van het gevraagde bedrag is toegewezen. De belastingdienst heeft daarnaast btw nageheven ten bedrage van 41.911,- RON, op basis van een maatstaf van heffing van 209.522,- RON, zijnde de tegenwaarde van de dienst die verzoekster ten behoeve van de verkopers heeft verricht. De belastingdienst stelt dat het bedrag van €750,- per hectare deel uitmaakt van de verkoopprijs en dat door verlaging van de prijs er over en weer goederen en diensten zijn uitgewisseld. De door verzoekster gedane uitgaven zijn dus niet gemaakt met het oog op het verrichten van belastbare handelingen, maar ten behoeve van de verkoper. In de voorafgaande administratieve procedure heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag in de btw, waarbij dit bezwaar is afgewezen door de belastingdienst. Daarop heeft verzoekster bij de verwijzende rechter beroep tot nietigverklaring van deze aanslag ingesteld. Overweging: De verwijzende rechter verklaart dat het Unierecht niet voorziet in een uitdrukkelijke rechtsregeling inzake de kosten die voortkomen uit de handelingen ten behoeve van de eerste inschrijving van onroerend goed in het kadaster. Noch de btw-richtlijn, noch de daarop gebaseerde vaste rechtspraak maakt duidelijk of dergelijke uitgaven kunnen worden aangemerkt als investeringsuitgaven of als kosten voor een ten behoeve van de verkoper verrichte dienst. Met het oog op de beslechting van het geding dient te worden vastgesteld of de door verzoekster verrichte handelingen kunnen worden aangemerkt als “investeringsuitgaven”, waarvoor de belastingplichtige recht op btw-aftrek heeft. Uit de uitlegging van de btw-richtlijn en uit de analyse van de rechtspraak van het Hof in soortgelijke zaken blijkt namelijk niet in welke mate dergelijke kosten kunnen worden aangemerkt als aan de investering voorafgaande handelingen waarvoor de belastingplichtige recht op btw-aftrek heeft. Prejudiciële vragen: 1. Moet richtlijn 2006/112, met name de artikelen 24, 28, 167 en artikel 168, onder a), aldus worden uitgelegd dat wanneer, in geval van een verkoop van onroerende goederen die niet zijn ingeschreven in het Registrul național de publicitate imobiliară (cartea funciară) (nationaal register van publiciteit voor onroerend goed; hierna: „kadaster”) en die op het moment van levering niet kadastraal bekend zijn, de belastingplichtige koper zich op grond van de overeenkomst ertoe verbindt om, op zijn kosten, de noodzakelijke stappen te ondernemen voor eerste inschrijving van deze goederen in het kadaster goed, hij een dienst ten behoeve van de verkoper verricht dan wel diensten betrekt die verband houden met zijn investering in onroerend goed waarvoor hij recht op aftrek van de btw behoort te krijgen? 2. Kan richtlijn 2006/112, met name artikel 167 en artikel 168, onder a), aldus worden uitgelegd dat de kosten die de belastingplichtige koper heeft gemaakt voor eerste inschrijving in het kadaster van onroerende goederen waarvoor hij aanspraak kan maken op de toekomstige overdracht van het eigendomsrecht en die hem zijn geleverd door de verkoper wiens eigendomsrecht op deze goederen niet in het kadaster is ingeschreven, kunnen worden aangemerkt als aan de investering voorafgaande handelingen waarvoor de belastingplichtige recht op btw-aftrek geniet? 3. Moeten de bepalingen van richtlijn 2006/112, met name de artikelen 24, 28, 167 en artikel 168, onder a), aldus worden uitgelegd dat de kosten die de belastingplichtige koper maakt voor eerste inschrijving in het kadaster van onroerende goederen die aan hem zijn geleverd en waarvoor hij, op grond van een overeenkomst, aanspraak maakt op de toekomstige overdracht van het eigendomsrecht door de verkoper wiens eigendomsrecht op deze goederen niet in het kadaster is ingeschreven, worden aangemerkt als een ten behoeve van de verkoper verrichte dienst in omstandigheden waarin de koper en de verkoper zijn overeengekomen dat de tegenwaarde voor inschrijving in het kadaster niet in de prijs van de onroerende goederen is inbegrepen? 4. Dienen, in de zin van richtlijn 2006/112, de kosten voor de administratieve handelingen betreffende de onroerende goederen die aan deze koper zijn geleverd en waarvoor hij, op grond van een overeenkomst, aanspraak maakt op de toekomstige overdracht van het eigendomsrecht door de verkoper – waaronder doch niet uitsluitend de kosten voor eerste inschrijving in het kadaster – noodzakelijkerwijs door de verkoper te worden gedragen? Of kunnen deze kosten ook door de koper of door een van de partijen bij de transactie worden gedragen, overeenkomstig hetgeen tussen partijen is overeengekomen, met als gevolg dat het recht op btw-aftrek aan die persoon toekomt? Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Inzo/Belgische Staat C-110/94; Gabalfrisa e.a. C-110/98–C-147/98; Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal