C-710/23 Ministerstvo zdravotnictvi II
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 23 januari 2024 Schriftelijke opmerkingen: 9 maart 2024
Trefwoorden: persoonsgegevens
Onderwerp: Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens: overweging 14, artikel 4, punt 1, en artikel 6, lid 1, onder a), c) en e).
Feiten:
Verzoekende partij ‘MGr. L.H.’ heeft de verwerende partij, het ministerie van Volksgezondheid in Tsjechië (hierna: ministerie), een entiteit waarop de verplichting tot doorgifte rust, verzocht om doorgifte van gegevens. Deze gegevens hadden betrekking op gesloten overeenkomsten voor de aankoop van tests ter controle op SARS-CoV-2 bij geteste personen en de door deze entiteit verkregen certificering van het betreffende product. Het ministerie heeft dit verzoek deels afgewezen, door de gevraagde certificaten wel te verstrekken, maar persoonsgegevens hierop zwart te lakken. Verzoekende partij heeft tegen dit besluit eerst bezwaar gemaakt en is vervolgens in beroep gegaan.
Overweging:
De verwijzende rechter wil duidelijkheid over de afbakening van het begrip ‘persoonsgegevens van natuurlijke personen’, in de zin van artikel 4, punt 1, AVG. In deze zaak ligt ter discussie of de zwartgelakte gegevens gegevens over een rechtspersoon zijn, of ook gegevens zijn over natuurlijke personen vanwege de vermelding van onder meer voor- en achternamen. Als er alleen gegevens over de rechtspersoon worden opgevraagd, valt dit buiten de materiële werkingssfeer van de AVG. De verwijzende rechter is van mening dat gegevens over de vertegenwoordiger van een rechtspersoon gegevens over een rechtspersoon zijn en geen gegevens over een natuurlijke persoon die deze rechtspersoon vertegenwoordigt, maar wil door twijfel hier graag uitleg over door het Hof. Tevens wil de verwijzende rechter uitleg over de verplichting van nationale bestuurlijke autoriteiten om, alvorens informatie door te geven, aan de betrokkenen over wie gegevens moeten worden doorgegeven te vragen of zij met de doorgifte instemmen.
Prejudiciële vragen:
1) Vormt het beschikbaar stellen van de voor- en achternaam, de handtekening en de contactgegevens van een natuurlijke persoon die bestuurder of bevoegde vertegenwoordiger is van een rechtspersoon, met het uitsluitende doel (de persoon die bevoegd is om op te treden namens) die rechtspersoon te identificeren, een verwerking van „persoonsgegevens” van een natuurlijke persoon in de zin van artikel 4, punt 1, AVG en valt dit bijgevolg binnen de werkingssfeer van die verordening?
2) Kan het nationale recht, met inbegrip van de vaste rechtspraak van de rechterlijke instanties, de toepassing door een bestuurlijke autoriteit van een rechtstreeks toepasselijke verordening van de Unie, inzonderheid van artikel 6, lid 1, onder c) of, in voorkomend geval, onder e), AVG, afhankelijk stellen van de vervulling van verdere voorwaarden die niet voortvloeien uit de bewoordingen van de verordening zelf maar die het niveau van bescherming van de betrokkene feitelijk verhogen, meer bepaald van de voorwaarde dat de bestuurlijke autoriteit de betrokkene er vooraf van in kennis stelt dat om doorgifte van zijn persoonsgegevens aan een derde is verzocht?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-131/12 Google Spain en Google; C-73/16; C-210/16 Wirtschaftsakademie Schleswig-Holstein; C-434/16; C-154/04 en C-155/04 Alliance for Natural Health e.a.; C-424/10 en C-425/10; C-528/16 Confédération paysanne e.a.; C-398/15; C-40/17 Fashion ID.
Specifiek beleidsterrein: JenV