C-716/23 Skypcop.com 

Contentverzamelaar

C-716/23 Skypcop.com 

Prejudiciële hofzaak 

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    20 februari 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    6 april 2024

Trefwoorden: passagiersrechten

Onderwerp:

-             Verordening (EG) nr. 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten: artikel 6;

-             Mededeling van de Commissie – Richtsnoeren voor de interpretatie van verordening (EG) nr. 261/2004, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 889/2002 van het Europees Parlement en de Raad: punten 4.2 en 4.4.6.

Feiten:

Verzoekende partij in eerste aanleg is ‘Skycop.com UAB’ (hierna: Skycop.com) en verwerende partij in eerste aanleg is ‘Ryanair DAC’ (hierna: Ryanair). Zestien passagiers hadden tickets gekocht voor een vlucht tussen Vilnius-Milaan op 30 maart 2022, uitgevoerd door de luchtvaartmaatschappij Ryanair. De vlucht was vertraagd en is uiteindelijk 7 uur later vertrokken dan gepland. Acht van de passagiers hebben de vertraagde vlucht genomen en acht passagiers hebben deze vlucht geannuleerd. Skycop.com heeft met de passagiers van de vertraagde vlucht een overeenkomst gesloten waarbij zij hun recht op compensatie aan haar hebben gecedeerd. Er is een schikking tussen Skycop.com en Ryanair geweest over de passagiers die de vlucht wel hebben genomen. De ingestelde vordering voor de andere acht passagiers die de nieuwe vlucht hebben geweigerd, werd Skycop.com niet toegekend.

Overweging:

De zaak gaat over de uitleg van verordening nr. 261/2004 waarin in artikel 7 recht op compensatie wordt geregeld voor passagiers van geannuleerde vluchten. Het is de vraag of dit artikel ook betrekking heeft op vluchten met vertraging, of dat het alleen passagiers beschermt waarvan de vlucht is geannuleerd. Het antwoord op deze vraag is de verwijzende rechter niet duidelijk op grond van rechtspraak van het Hof, omdat deze rechtspraak ziet op vertraagde vluchten waarbij de passagiers uiteindelijk wel de nieuwe (vertraagde) vlucht hebben genomen. In deze zaak hebben acht passagiers hun eindbestemming niet bereikt.

Prejudiciële vragen:

1. Moet artikel 6, lid 1, onder iii), van verordening (EG) nr. 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91, gelezen in samenhang met artikel 8, lid 1, onder a), van deze verordening, aldus worden uitgelegd dat passagiers die hebben geweigerd een vlucht met een vertraging van ten minste vijf uur te nemen en voor wie deze vlucht geen doel meer diende, recht hebben op de compensatie bedoeld in artikel 7 van deze verordening?

2. Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, aan welke voorwaarden moet dan zijn voldaan zodat een dergelijke passagier recht heeft op compensatie krachtens artikel 7 van verordening nr. 261/2004, of heeft een dergelijke passagier recht op compensatie ongeacht de reden waarom hij heeft geweigerd een vlucht met een vertraging van ten minste vijf uur te nemen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-11/11; C-452/13 Germanwings; c-402/07 en C-432/07 ; C-581/10 en C-629/10

Specifiek beleidsterrein: IenW