C-731/22 Agrarmarkt Austria
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 6 februari 2023 Schriftelijke opmerkingen: 23 maart 2023
Trefwoorden: landbouw, steunregelingen, akkerareaal
Onderwerp:
• Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad
• Gedelegeerde verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot wijziging van bijlage X bij die verordening
Feiten:
Verzoeksters – te weten tot en met 2020 een civielrechtelijke vennootschap en vanaf 2021 een individuele ondernemer – dienden in de jaren 2019 tot en met 2021 verzamelaanvragen in waarin zij verzochten om een bepaalde akker als akkerareaal aan te merken en hiervoor steun toe te kennen. In het kader van een controle ter plaatse is deze akker door de bevoegde autoriteit (verweerster) echter als een niet-subsidiabel „recreatie-areaal” aangemerkt. Bij de thans bestreden wijzigingsbesluiten zijn er voor de jaren 2019 tot en met 2021 voor deze akker geen rechtstreekse betalingen toegekend alsmede sancties en restituties opgelegd. Bij de akker gaat het in ieder geval om een akkerareaal waarop uitsluitend landbouwactiviteiten (teelt van veldgroenten) plaatsvinden. Het gaat om een „zelfoogst-areaal” in het bezit van verzoekster, die de grondbewerking, de planning van de teelt en de aanplant van de gewassen verricht, en de akker, die in een aantal grote percelen is opgedeeld, aan het begin van het seizoen (afhankelijk van het weer eind april/begin mei) vervolgens ter verzorging overdraagt aan verschillende gebruikers. Vanaf de betaling van een ,,seizoensbijdrage” en de overdracht van het perceel met het oog op de verzorging en de oogst berusten het recht en de verplichting om het perceel te verzorgen alleen bij de gebruikers. Verzoekster betoogt dat de arealen haar op 9 juni van het desbetreffende jaar van aanvraag (dat wil zeggen de in Oostenrijk overeenkomstig artikel 33, lid 1, van verordening 1307/2013 vastgestelde peildatum) ter beschikking staan. De overdracht van de facto een enkele gewasverzorgingsmaatregel aan de gebruikers vormt in wezen een marketingmaatregel, die bij niet-naleving tot slechtere oogsten of lagere kwaliteit zou kunnen leiden. Het gaat in het onderhavige geval dus om een kansovereenkomst. De beschikkingsbevoegdheid aangaande de arealen blijft in ieder geval bij de landbouwer. Verweerster voert aan dat er sprake is van een recht op staatssteun wanneer de desbetreffende arealen de landbouwer op 9 juni van het desbetreffende aanvraagjaar ter beschikking staan. Volgens de rechtspraak van het Hof staan arealen ter beschikking van de landbouwer indien hij aantoont dat hij deze arealen daadwerkelijk gebruikt en voldoende autonomie heeft om er zijn landbouwactiviteiten uit te oefenen.
Overweging:
Met het verzoek om een prejudiciële beslissing moet worden verduidelijkt onder welke voorwaarden er voor een akkerareaal sprake is van een recht op steun. Hiertoe moet met name het begrip ,,bedrijf” in de zin van verordening 1307/2013 worden uitgelegd. Onder „bedrijf” wordt volgens de verordening verstaan alle eenheden op het grondgebied van eenzelfde lidstaat die voor landbouwactiviteiten worden gebruikt en door een landbouwer worden beheerd. De eenheid moet derhalve in de eerste plaats worden gebruikt voor ,,landbouwactiviteiten”. Dat is met name het geval wanneer op de eenheid landbouwproducten worden geteeld. In het onderhavige geval wordt er niet aan getwijfeld dat er landbouwproducten (groente) worden geteeld. In de tweede plaats moet de eenheid door de landbouwer worden „beheerd”. Daarover heeft het Hof reeds geoordeeld dat de uitoefening van landbouwactiviteiten op de desbetreffende arealen in naam en voor rekening van de landbouwer moeten geschieden. In het onderhavige geval wordt getwijfeld of aan dat vereiste is voldaan.
Prejudiciële vraag:
Moet artikel 4, lid 1, onder b) en c), van verordening nr. 1307/2013 juncto artikel 33, lid 1, ervan aldus worden uitgelegd dat een areaal moet worden geacht door de landbouwer te worden beheerd en aan hem ter beschikking te staan, wanneer dat areaal weliswaar in het bezit is van de landbouwer en de landbouwer ook de eerste grondbewerking, de aanplant en de voortdurende bewatering van de gewassen verricht, maar het areaal, opgedeeld in een aantal grote percelen, vanaf het begin van het seizoen in april/begin mei tot en met het eind van het seizoen in oktober tegen een vaste vergoeding aan verscheidene gebruikers wordt overgedragen met het oog op de verzorging en de oogst, zonder dat de landbouwer rechtstreeks betrokken is bij het slagen van de oogst?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Landkreis Bad Dürkheim (C-61/09), (C-375/08)
Specifiek beleidsterrein: EZK, LNV