C-744/24 Bank Polska Kasa Opieki
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 24 december 2024 Schriftelijke opmerkingen: 10 februari 2025
Trefwoorden: kredietovereenkomst, oneerlijk bedingen, rente, doeltreffendheid
Onderwerp: - Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten: artikel 10, lid 2, onder f) en g); - Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten: artikel 3, leden 1 en 2, artikel 4, lid 1 en artikel 5; - Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: artikel 169, lid 1; - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikel 38.
Feiten: Verzoekende partij ‘P.W.’ en verwerende partij ‘Bank Polska’ hebben op 26 mei 2022 een kredietovereenkomst met elkaar gesloten. Bij verzoekschrift van 25 oktober 2023 heeft P.W. de rechtbank verzocht om vast te stellen dat het krediet kan worden afgelost zonder rente en andere kredietkosten, omdat volgens hem de overeenkomst inbreuk maakt op diverse bepalingen uit de nationale wet inzake consumentenkrediet. Er was tussen partijen bij het maken van de overeenkomst niet afzonderlijk onderhandeld over bedingen die erin voorzien om niet alleen rente in rekening te brengen over het krediet, maar ook over de nietrentekosten van het krediet. Deze kosten worden wel bij het ‘totale’ kredietbedrag in rekening gebracht.
Overweging: De verwijzende rechter vraagt zich af of de praktijk van de consumentenkredietverstrekkers waarbij zij rente berekenen over de som van het bedrag dat daadwerkelijk aan de consument is uitgekeerd, en over de nietrentekosten van het krediet dat niet aan de kredietnemer wordt uitgekeerd, maar wel wordt opgeteld bij het bedrag dat de consument moet terugbetalen, verenigbaar is met richtlijn 2008/48.
Prejudiciële vragen: 1. Moet artikel 10, lid 2, onder f), gelezen in samenhang met artikel [3], onder j), van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad [OMISSIS], in de context van het beginsel van de doeltreffendheid van het Unierecht en van het doel van deze richtlijn en in het licht van artikel 3, leden 1 en 2, gelezen in samenhang met artikel 4, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten [OMISSIS], aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een praktijk om in consumentenkredietovereenkomsten waarover tussen de verkoper (kredietverstrekker) en de consument (kredietnemer) niet afzonderlijk is onderhandeld bedingen op te nemen die erin voorzien dat niet alleen rente in rekening wordt gebracht over het bedrag dat aan de consument wordt uitgekeerd maar ook over de nietrentekosten van het krediet (dat wil zeggen het door de consument verschuldigde commissieloon of andere vergoedingen, die geen deel uitmaken van het aan de consument uitgekeerde kredietbedrag en derhalve van het totale kredietbedrag, maar wel van het totale bedrag dat hij uit hoofde van zijn verbintenis uit de consumentenkredietovereenkomst moet betalen)?
2. Moet artikel 10, lid 2, onder f) en g), van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad [OMISSIS], in de context van het beginsel van de doeltreffendheid van het Unierecht en van het doel van deze richtlijn en in het licht van artikel 5 van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten [OMISSIS] aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen de praktijk om in consumentenkredietovereenkomsten waarover tussen de verkoper (kredietverstrekker) en de consument (kredietnemer) niet afzonderlijk is onderhandeld bedingen op te nemen waarin uitsluitend het rentepercentage van het krediet wordt aangegeven en de in cijfers uitgedrukte totale gekapitaliseerde rente die door de consument moet worden betaald uit hoofde van zijn verplichting in het kader van de overeenkomst, zonder dat de consument er ondubbelzinnig [en] uitdrukkelijk van in kennis wordt gesteld dat de grondslag voor de berekening van die (in cijfers uitgedrukte) gekapitaliseerde rente een ander bedrag is dan het daadwerkelijk aan hem uitgekeerde bedrag, namelijk de som van het uitgekeerde kredietbedrag en de niet-rentekosten van het krediet (dat wil zeggen het door de consument verschuldigde commissieloon of andere vergoedingen, die geen deel uitmaken van het aan de consument uitgekeerde kredietbedrag maar wel van het totale bedrag dat hij uit hoofde van zijn verbintenis uit de consumentenkredietovereenkomst moet betalen)?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -
Specifiek beleidsterrein: EZ