C-751/21 Eurowings

Contentverzamelaar

C-751/21 Eurowings

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    11 februari 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    28 maart 2022

Trefwoorden : compensatie luchtreizigers, instapweigering, bagage

Onderwerp :

Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91.

Feiten:

Verzoeker, zijn echtgenote, zijn dochter en zijn schoonmoeder hadden een retourvlucht van Salzburg (Oostenrijk) naar Hamburg (Duitsland) geboekt voor een totaalbedrag van 719,92 EUR. De terugvlucht van Hamburg naar Salzburg zou plaatsvinden op 21-07-2019 om 6:20 uur. In de prijs van de vlucht was het gratis vervoer van één stuk handbagage inbegrepen, doch de boeking bood geen garantie dat dit kon worden meegenomen in de cabine. Nadat verzoeker en zijn familie op de dag voorafgaand aan de retourvlucht naar Salzburg online hadden ingecheckt, werd verzoeker op de dag van vertrek om 3:14 uur per SMS en per e-mail meegedeeld dat de vlucht bijna was volgeboekt en dat handbagage aan de incheckbalie diende te worden ingecheckt. Bij de bagageafgifteautomaten ontstonden problemen en verzoeker slaagde er niet in de bagage in te checken, ondanks meerdere pogingen daartoe en hulp van medewerkers van verweerster en van de luchthaven. Om 5:41 uur werd de bagage van verzoeker en zijn familie geautomatiseerd herkend en geweigerd, en werd hen geadviseerd terug te gaan naar de balie van de luchtvaartmaatschappij. Aan de incheckbalie werd verzoeker ten slotte meegedeeld dat hij en zijn familie de vlucht hadden gemist. Verzoeker voert aan dat hem en zijn familie geen alternatief vervoer werd aangeboden en dat het nazenden van de handbagage werd geweigerd. Verweerster heeft niet gewaarborgd dat de handbagage zoals voorgeschreven kon worden afgegeven. Bovendien zou het inchecken van de handbagage aan de incheckbalie, aangezien de boarding aanving om 5:50 uur, nog mogelijk zijn geweest. Gelet op hun aankomst bij de incheckbalie om 5:16 uur moet derhalve worden uitgegaan van instapweigering en hebben zij bijgevolg recht op compensatie krachtens artikel 7, lid 1, onder a), van de passagiersrechtenverordening. Verweerster betwist de aanspraken van verzoeker en zijn familie. Bij het verzoek om de handbagage in te checken ging het alleen om een aanbeveling.

Overweging:

De eerste prejudiciële vraag heeft betrekking op de omschrijving van het begrip „instapweigering”. De vraag rijst of de instapweigering noodzakelijkerwijs bij de boarding gate moet plaatsvinden of dat met het oog op het door de passagiersrechtenverordening nagestreefde hoge niveau van bescherming ook een te verwachten instapweigering, dat wil zeggen een instapweigering vóórdat de boarding gate wordt bereikt, onder dat begrip valt. De tweede en de derde prejudiciële vraag betreffen het tijdstip waarop verzoeker en zijn familie zich hebben gemeld bij de incheckbalie, alsmede de wijze waarop zij de vlucht hebben gemist. Met de vierde prejudiciële vraag wordt ingegaan op mogelijke medeschuld van verzoeker, aangezien deze in de wachtrij is gebleven en zich niet zelf actief tot verweerster en haar medewerkers heeft gewend. Met de vijfde prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of op grond van „schuld van de organisatie” niet bij wijze van uitzondering geheel kan worden afgezien van een uitdrukkelijke instapweigering en de passagier een recht op compensatie moet worden toegekend krachtens artikel 7, lid 1, van de passagiersrechtenverordening.

Prejudiciële vragen:

1. Is er ook dan sprake van „instapweigering” in de zin van artikel 4 en artikel 2, onder j), van [verordening (EG) nr. 261/2004] (hierna: ,,passagiersrechtenverordening”), wanneer passagiers de toegang tot de betrokken vlucht niet pas aan de boarding gate, maar reeds bij de incheckbalie wordt geweigerd en zij de boarding gate om die reden niet eens bereiken?

2. Volstaat het, om te voldoen aan de voorwaarden van artikel 3, lid 2, onder a), van de passagiersrechtenverordening, dat de passagier zich, wanneer de vertrektijd 6:20 uur is, de boarding aanvangt om 5:50 uur en de gate sluit om 6:05 uur (welke tijden zijn vermeld op de boardingpass), nadat hij om 5.14 uur met de taxi op de luchthaven is aangekomen, direct (dus ongeveer om 5:16 uur) meldt bij de incheckbalie van verweerster, rekening houdend, ten eerste, met het feit dat verweerster de passagier op de dag van vertrek om 3:14 erop heeft gewezen dat de vlucht bijna was volgeboekt en dat handbagage aan de incheckbalie moest worden ingecheckt, en, ten tweede, met de door verweerster verstrekte informatie volgens welke de incheckbalie in Hamburg vanaf 2 uur tot 40 minuten voor vertrek was geopend?

3. Is er sprake van „instapweigering” in de zin van artikel 4 en artikel 2, onder j), van de passagiersrechtenverordening, wanneer verzoeker en zijn familie om 5.16 uur bij de incheckbalie van verweerster voor het inchecken van de bagage direct worden verwezen naar de drukgebruikte bagageafgifteautomaten van de luchthaven Hamburg, en deze automaten vervolgens, ondanks hulp van medewerkers van verweerster of van de luchthaven, niet zonder strubbelingen functioneren, waarna verzoeker en zijn familie naar andere bagageafgifteautomaten worden verwezen, waar het inchecken eveneens niet lukt, aangezien de eerste automaat die − pas om 5:40 uur − functioneert de bagage wel herkent maar − om 5:41 − uur het inchecken weigert en verzoeker opnieuw naar verweersters incheckbalie verwijst, waar hem vervolgens wordt meegedeeld dat hij nu de vlucht heeft gemist?

4. Is er sprake van medeschuld van verzoeker en derhalve ook van zijn medereizigers, wanneer zij met het oog op de moeilijkheden bij het geautomatiseerd inchecken van de bagage, ermee volstaan de aanwijzingen van de medewerkers en de automaten te volgen en daarbij geen rekening houden met de sluitingstijd van de incheckbalie, noch met de tijd die nodig is om de boarding gate te bereiken? Kan het verzoeker en zijn medereizigers worden verweten er niet tijdig aan te hebben gedacht om, gezien de moeilijkheden bij het inchecken, de bagage later te laten nazenden? Had van het reisgezelschap, met name gelet op de omstandigheid dat verzoekers dochter door een knieoperatie met krukken liep en zijn schoonmoeder oud was en leed aan artrose, zodat laatstgenoemden beperkt waren in hun mobiliteit, mogen worden verlangd dat dit zich opsplitste en één persoon, bijvoorbeeld verzoeker, bij de bagage achterliet, zodat de andere personen naar de boarding gate konden gaan?

5. Indien de eerste tot en met de derde vraag ontkennend worden beantwoord: moet artikel 2, onder j), van verordening (EG) nr. 261/2004 dan aldus worden uitgelegd dat er sprake is van „instapweigering” in de zin van deze bepaling wanneer de passagiers zich ongeveer een uur voor vertrek hebben aangesloten bij de wachtrij voor de incheckbalie van de bagageafgifteautomaten, maar wegens een gebrekkige organisatie bij de luchtvaartmaatschappij (bijvoorbeeld te weinig geopende incheckbalies, te weinig personeel, het ontbreken van informatieverstrekking aan de passagiers via luidsprekersystemen) en/of wegens storingen op de luchthaven (defecte bagageafgifteautomaten) pas bij de incheckbalie aan de beurt komen op een tijdstip waarop deze is gesloten, zodat zij niet meer kunnen worden vervoerd?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-83/10), Finnair (C-22/11)

Specifiek beleidsterrein: IenW