C-759/19 Volkswagen

Contentverzamelaar

C-759/19 Volkswagen

Prejudiciële hofzaak   

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     30 december 2019
Schriftelijke opmerkingen:                     16 februari 2020

Trefwoorden : personenvoertuigen, manipulatie-instrument, emissiewaarden, onrechtmatige daad

Onderwerp :

•          Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn)

•          verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie

•          Bijlage bij verordening (EG) nr. 385/2009 van de Commissie van 7 mei 2009 tot vervanging van bijlage IX bij richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn)

 

Feiten:

Op 02-12-2012 heeft verzoekende partij een nieuw personenvoertuig gekocht welke is uitgerust met een motor van het type EA-189 waarvan de oorspronkelijke software tijdens de officiële testprocedure heeft bijgedragen tot een optimalisering van de stikstofemissiewaarden met behulp van één van de twee bedrijfsmodi van het uitlaatgasrecirculatiesysteem waarmee de motor is uitgerust. Is modus 1 actief, wordt minder stikstofoxide uitgestoten doordat er relatief meer uitlaatgassen worden gerecirculeerd. Is daarentegen modus 0 actief, wordt meer fijnstof uitgestoten doordat er minder uitlaatgassen worden gerecirculeerd. Tijdens de testcyclus schakelt de ingebouwde software om naar bedrijfsmodus 1, met als resultaat dat de beoogde lagere stikstofuitstoot wordt behaald en tevens aan de wettelijk voorgeschreven emissiewaarden en aan de emissiegrenswaarden voor stikstofoxide conform de Euro 5-norm wordt voldaan. In werkelijke rijomstandigheden op de weg, daarentegen, wordt het voertuig in modus 0 voortbewogen. De emissiewaarden die daarbij ontstaan, stemmen niet overeen met de waarden die verwerende partij als fabrikant van dit voertuig in het certificaat van overeenstemming heeft opgegeven. De installatie van het manipulatie-instrument vond plaats met medeweten van en in opdracht van verwerende partij, of in ieder geval met de goedkeuring van de raad van bestuur, met als doel om de eigen kosten te drukken ten nadele van de

consumenten, en een concurrentievoordeel te verwerven. Verzoekende partij, aldus misleid, zou het voertuig niet hebben aangekocht indien zij had geweten dat niet aan de materiële toelatingsvoorwaarden was voldaan en derhalve het risico bestaat dat zij het voertuig niet voor dit doel kan gebruiken, aangezien het uit het verkeer kan worden genomen. Verzoekende partij vordert, op grond van aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad en in de context van het zogenoemde VW-emissieschandaal, terugbetaling door verwerende partij van de aankoopprijs van een door laatstgenoemde geproduceerd personenvoertuig, verminderd met een gebruiksvergoeding.

 

Overweging:

De verwijzende rechter stelt vast dat in het litigieuze personenvoertuig een verboden manipulatie-instrument is ingebouwd en geeft aan dat er sprake is van een gewijzigde werking van het emissiebeperkingssysteem, aangezien de op de testbank gemeten emissiewaarden niet overeenstemmen met de emissiewaarden in werkelijke rijomstandigheden. In hoeverre daarnaast ook sprake is van een inbreuk aan de verplichting tot afgifte van een geldig certificaat hangt af van de verklarende kracht en betekenis van een certificaat. Volgens de hoogste rechterlijke instantie van de deelstaat Nedersaksen is het niet van belang of het voertuig in kwestie aan de wettelijke vereisten voldoet. De inbouw van een verboden manipulatie-instrument laat de geldigheid van het certificaat van overeenstemming derhalve onverlet. Volgens een tegengestelde opvatting bevat een dergelijk certificaat tevens de verklaring dat het voertuig aan alle relevante wettelijke bepalingen voldoet die in de Unie van kracht zijn. Het bestaan van een verboden manipulatie-instrument leidt er in dat geval toe dat het certificaat van overeenstemming onjuist en bijgevolg ongeldig is. Het antwoord op de eerste vraag is derhalve noodzakelijk om te kunnen uitmaken of verwerende partij zich in deze context überhaupt schuldig heeft gemaakt aan een schending van de voorschriften op grond waarvan een aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad ontstaat. Daarnaast heeft de verwerende partij de causale keten bewust in gang gezet door het in het verkeer brengen van het voertuig. De gedragingen van verwerende partij hebben aan verzoekende partij ook schade berokkend die reeds tot uiting komt in het feit dat laatstgenoemde de nadelige koopovereenkomst heeft gesloten die zij anders niet zou hebben gesloten. Ten slotte is het voor aansprakelijkheid uit een onrechtmatige daad noodzakelijk dat artikel 5, lid 2, van verordening (EG) nr. 715/2007 beschermende werking heeft. De vraag rijst daarom of dit artikel ook particuliere autokopers beschermt.

 

Prejudiciële vragen:

1) Moeten § 6, lid 1, en § 27, lid 1, van de EGFahrzeuggenehmigungsverordnung (Duits besluit inzake de EU-typegoedkeuring; hierna: „EG-FGV”) respectievelijk artikel 18, lid 1, en artikel 26, lid 1, van richtlijn 2007/46/EG aldus worden uitgelegd dat de fabrikant zijn verplichting tot afgifte van een geldig certificaat overeenkomstig § 6, lid 1, EG-FGV (dan wel zijn verplichting tot afgifte van een certificaat van overeenstemming overeenkomstig artikel 18, lid 1, van richtlijn 2007/46/EG) niet nakomt wanneer hij een verboden manipulatie-instrument in de zin van artikel 5, lid 2, en artikel 3, punt 10, van verordening (EG) nr. 715/2007 in het voertuig heeft ingebouwd, en dat het in het

verkeer brengen van een dergelijk voertuig indruist tegen het verbod op het in het verkeer brengen van een voertuig zonder geldig certificaat van overeenstemming overeenkomstig § 27, lid 1, 1 EG-FGV (dan wel tegen het verbod op de verkoop zonder geldig certificaat van overeenstemming overeenkomstig artikel 26, lid 1, van richtlijn 2007/46/EG)? Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord:

1a) Beogen § 6 en § 27 EG-FGV respectievelijk artikel 18, lid 1, artikel 26, lid 1, en artikel 46 van richtlijn 2007/46/EG ook de bescherming van een ander in de zin van § 823, lid 2, van het Bürgerliches Gesetzbuch (Duits burgerlijk wetboek; hierna: „BGB”), in het bijzonder ook met betrekking tot zijn beschikkingsvrijheid en zijn vermogen? Behoort de aankoop door een consument van een voertuig dat zonder geldig certificaat van overeenstemming in het verkeer

werd gebracht, tot de risico’s waarvan de voorkoming door deze voorschriften wordt beoogd?

2) Beoogt artikel 5, lid 2, van verordening (EG) nr. 715/2007 ook de bescherming van de consument, in het bijzonder ook met betrekking tot zijn beschikkingsvrijheid en zijn vermogen? Behoort de aankoop door een consument van een voertuig waarin een verboden manipulatie-instrument is ingebouwd, tot de risico’s waarvan de voorkoming door dit voorschrift wordt beoogd?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: IenW, JenV

Gerelateerde documenten