C-761/24 AXA Bank Belgium e.a.  

Contentverzamelaar

C-761/24 AXA Bank Belgium e.a.  

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    21 januari 2025
Schriftelijke opmerkingen:                    7 maart 2025

Trefwoorden: kredietovereenkomst, oneerlijke bedingen, consumentenbescherming

Onderwerp: 
-    Richtlijn 93/13/EEG van de Raad betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten: artikelen 2, 6 en 7;
-    Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikel 38.

Feiten:
Verzoekende partijen zijn ‘HM’ en ‘JD’. Zij hebben met verwerende partij bank ‘ELLA’, rechtsopvolger van eerste verweerder, een consumentenkredietovereenkomst gesloten in vreemde valuta. Verzoekende partijen hebben bij de rechter in eerste aanleg de nietigheid van de overeenkomst gevorderd, vanwege oneerlijke bedingen. Volgens hen is o.a. het indexeringsbeding ongeldig en zonder de oneerlijke bedingen wordt de essentie van de overeenkomst gewijzigd, waardoor de rechtsgevolgen moeten worden verholpen. De verwerende partijen beroepen zich daarentegen op een nationale wet, waarbij een oneerlijk beding vervangen kan worden door een dwingende bepaling over de toepassing van de wisselkoers, waardoor de overeenkomst in stand kan blijven.

Overweging:
De verwijzende rechter stelt dat de rechtspraak van het Hof uitsluit dat de overeenkomst geldig wordt verklaard, waardoor hij moet nagaan of het herstel van de oorspronkelijke stand of de verklaring dat de overeenkomst gevolgen sorteert totdat een beslissing wordt gegeven, voldoet aan de vereisten van artikel 6, lid 1 en artikel 7, lid 1 van richtlijn 93/13. Verzoekende partijen willen weten of de afschrikwekkende werking van het Hof kan worden omzeild doordat de schuldeiser die oneerlijk heeft gehandeld haar portefeuille van overeenkomsten overdraagt aan een andere financiële instelling, zoals in casu is gebeurd. De rechter in tweede aanleg heeft namelijk een vonnis gewezen volgens welke de rechtsgevolgen alleen jegens de nieuwe partij bij de overeenkomst kunnen worden ingeroepen, en niet tegen Bank Ella.

Prejudiciële vragen:
1) Staan artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten in de weg aan nationale rechtspraak of een uitlegging van het nationale recht volgens welke, in geval van volledige ongeldigheid van een consumentenovereenkomst omdat deze een oneerlijk contractueel beding bevat: – de rechtsgevolgen van de ongeldigheid van de rechtsbetrekking tussen de oorspronkelijke kredietgeverkredietgever en de consument als schuldenaar niet worden verholpen, omdat de nationale wetgeving voorziet in de mogelijkheid van een regeling tussen de oorspronkelijke kredietgever en een derde die leidt tot een wijziging van de partijen bij de overeenkomst[;] – de rechtsgevolgen van de ongeldigheid alleen worden verholpen tussen de consument en de rechtsopvolger die als gevolg van de overdracht van de overeenkomst als nieuwe partij tot de contractuele betrekking toetreedt, zodat de consument verplicht is om alle eventuele betalingen te verrichten aan de nieuwe partij bij de overeenkomst en niet aan de oorspronkelijke kredietgever en, omgekeerd, alleen van de nieuwe partij die tot de contractuele betrekking toetreedt het bedrag kan vorderen dat eventueel moet worden terugbetaald, ook al heeft hij geen enkele betaling aan die partij verricht[?] 

2) Staat het begrip „verkoper”, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt c), van richtlijn 93/13/EEG van de Raad betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, in de weg aan nationale rechtspraak of een uitlegging van het nationale recht volgens welke de rechtsgevolgen van de ongeldigheid van een oneerlijke consumentenovereenkomst enkel kunnen worden bepaald tussen de huidige partijen bij de overeenkomst, dat wil zeggen tussen enerzijds de nieuwe kredietgever die tot de contractuele betrekking toetreedt als gevolg van een wijziging van de partijen bij die overeenkomst en anderzijds de consument als schuldenaar[?][nationale procesrechtelijke overwegingen]

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-26/13; C-705/21 AxFina Hungary; C-932/19 OTP Jelzálogbank e.a.; C-260/18; C-645/22 Luminor Bank.

Specifiek beleidsterrein: EZ