C-762/23 Curtea de Apel Bucuresti

Contentverzamelaar

C-762/23 Curtea de Apel Bucuresti

Prejudiciële hofzaak  C-762/23 Curtea de Apel Bucuresti 


Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik
hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    18 maart 2024
Schriftelijke opmerkingen:                     4 mei 2024

Trefwoorden: rechterlijke macht; rechtsstaat; bezoldiging

Onderwerp:

-             Verdrag betreffende de Europese Unie: artikel 2 en 19, lid 1;

-             Beschikking 2006/928 van de Commissie van 13 december 2006 tot vaststelling van een mechanisme voor samenwerking en toetsing van de vooruitgang in Roemenië ten aanzien van specifieke ijkpunten op het gebied van de hervorming van het justitiële stelsel en de bestrijding van corruptie.

Feiten:

De verzoekende partijen hebben bij de rechtbank verzocht om betaling van schadevergoeding door de verwerende partij, het Gerechtshof Boekarest. De verzoekende partijen hebben als rechter gewerkt en zijn met pensioen gegaan, maar hebben geen aanvullende salarissen ontvangen. Er was een nationale wettelijke bepaling betreffende het recht op deze vergoeding, maar deze bepaling was 12 jaar lang geschorst. De verzoekende partijen hebben hoger beroep ingesteld en betoogd dat de niet-toekenning van het recht inbreuk maakt op het eigendomsrecht, aangezien de bezoldiging van rechters en openbaar aanklagers in verband met de onafhankelijkheid van rechters alleen kan worden verminderd of geschorst in de bij de wet bepaalde gevallen.

Overweging:

Op grond van Roemeens recht kunnen rechters die door de president zijn benoemd in beginsel niet uit hun functie worden ontheven en de voorstellen voor benoeming, bevordering, overplaatsing en sanctioneren van rechters vallen onder de verantwoordelijkheid van de nationale hoge raad voor de magistratuur.  Volgens de verwijzende rechter blijkt uit rechtspraak van het Hof dat financiële stabiliteit van de rechterlijke macht een van de waarborgen voor een onafhankelijke rechtspleging is. De verwijzende rechter stelt daarom zijn  vraag in het licht van artikel 19 VEU, omdat dit artikel gestalte geeft aan de waarde van de rechtsstaat in de zin van artikel 2 VEU. 

Prejudiciële vraag:

Moet artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU juncto artikel 2 VEU aldus worden uitgelegd dat het beginsel van de rechterlijke onafhankelijkheid zich verzet tegen het intrekken van het recht van Roemeense rechters met 20 aaneengesloten dienstjaren in de magistratuur om bij pensionering of andere niet-verwijtbare ontheffing uit hun functie een bedrag te ontvangen dat gelijkstaat aan zeven bruto maandsalarissen, een bezoldigingsrecht waarvan de uitoefening voorafgaand aan de beëindiging doorlopend en langdurig was geschorst, hoofdzakelijk wegens beperkingen voortvloeiende uit het terugdringen van een buitensporig begrotingstekort, waarbij de wetgever uitdrukkelijk heeft verwezen naar de drempel in het VWEU van 3 % van het bruto nationaal product?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-64/16 Associaçăo Sindical dos Juízes Portugueses

Specifiek beleidsterrein: JenV