C-769/18 Caisse d’assurance retraite et de la santé au travail d’Alsace-Moselle
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 07 februari 2019
Schriftelijke opmerkingen: 24 maart 2019
Trefwoorden : sociale zekerheid
Onderwerp :
- Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels;
Feiten:
SJ heeft de Franse nationaliteit maar woont in Stuttgart, Duitsland. SJ is op 01.08.2010 als volledig bevoegd leerkracht met pensioen gegaan, op grond van een besluit van het hoofd van het onderwijsdistrict Straatsburg. Op 27.07.2011 verzocht SJ het Duitse pensioenfonds om vaststelling van haar pensioenrechten; dit fonds heeft haar verzoek doorgestuurd naar de CARSAT (Caisse d’assurance retraite et de la santé au travail d’Alsace-Moselle). CARSAT heeft SJ met ingang van 01.11.2011 een ouderdomspensioen toegekend, wat eigenlijk pas vanaf haar 65ste verjaardag geldt. Het pensioen is daarom vastgesteld op 50%, zonder rekening te houden met de duur van haar loopbaan. SJ heeft bij brief van 18.03.2012 bezwaar ingediend met betrekking tot i) de ingangsdatum van haar pensioen en, ii) het feit dat geen rekening was gehouden met de verlenging vanwege een kind met een handicap, zoals bedoeld in artikel L. 351-4-1 van het Frans wetboek van sociale zekerheid. SJ heeft namelijk een kind met een handicap grootgebracht, dat op 09.12.1981 is geboren. CARSAT wees het bezwaar af waarna SJ de zaak aanhangig heeft gemaakt bij de rechter in eerste aanleg. Haar vorderingen werden wederom afgewezen. De rechter in tweede aanleg bevestigde de ingangsdatum van het pensioen. Voor het overige werd geoordeeld dat de loopbaan van SJ voor de berekening van haar pensioen met acht kwartalen moest worden verlengd vanwege de opvoeding van haar kind met een handicap. Deze beslissing werd gebaseerd op artikel 5 van de verordening. De gemeente Stuttgart heeft SJ vanaf 10.11.1995 een regelmatige financiële bijstand verleend vanwege de handicap van haar dochter. Hieruit heeft de rechter afgeleid dat SJ aan een handicap gerelateerde inkomsten heeft genoten, en dat zij op grond van de Europese coördinatieregel recht had op de in de Franse wet bepaalde verlenging van de loopbaan, aangezien de Duitse en Franse prestaties voor soortgelijke feiten of gebeurtenissen gelijkgesteld zijn. CARSAT heeft cassatieberoep ingesteld tegen deze beslissing. CARSAT stelt dat artikel 5 van de verordening zou zijn geschonden door en dat de rechter een technisch deskundigenonderzoek had moeten gelasten om te onderzoeken of het kind een handicap van minimaal 80% heeft en daarmee recht geeft op de verlenging van de verzekeringsduur.
Overweging:
De Duitse en Franse opvoedingsuitkering voor kinderen met een handicap verschillen van elkaar o.a. omdat de Duitse regeling niet onder de sociale zekerheid valt maar onder de bijstand, en omdat toekenning van de Duitse bijstand niet is verbonden aan de voorwaarde van een bepaald percentage handicap. Ook wordt de Duitse bijstand niet genoemd in de verklaring van Duitsland aan de EU op grond van artikel 9 van de verordening. Vormen de opvoedingsuitkering voor kinderen met een handicap gelijkgestelde prestaties in de zin van artikel 5) van de verordening, zodat SJ voor de berekening van haar pensioen op grond van de Franse wetgeving recht heeft op de in die wetgeving vastgestelde verlenging van de loopbaan voor verzekerden die een kind met een handicap hebben grootgebracht en daartoe de opvoedingsuitkering voor kinderen met een handicap hebben ontvangen?
Prejudiciële vragen:
1) Valt de bijstand ter verlichting van de kosten van een handicap als bedoeld in § 35a, boek VIII, van het Sozialgesetzbuch (Duits sociaal wetboek) binnen de materiële werkingssfeer van verordening nr. 883/2004?
2) Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, zijn de opvoedingsuitkering voor kinderen met een handicap, de aanvulling daarop, of bij gebreke daarvan de uitkering ter compensatie van de handicap enerzijds, en de hulp bij de integratie van kinderen en adolescenten met een handicap als bedoeld in § 35a, boek VIII, van het Duitse sociaal wetboek anderzijds gelijkgestelde prestaties in de zin van artikel 5, onder a), van verordening nr. 883/2004, gelet op de doelstelling van artikel L. 351-4-1 van de code de la sécurité sociale (Frans wetboek van sociale zekerheid) om de kosten die inherent zijn aan de opvoeding van een kind met een handicap in aanmerking te nemen bij de bepaling van de verzekeringsduur die recht geeft op de uitkering van een ouderdomspensioen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-453/14;
Specifiek beleidsterrein: SZW;