C-790/23 Qassioun

Contentverzamelaar

C-790/23 Qassioun

Prejudiciële hofzaak 

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    5 maart 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    20 april 2024

Trefwoorden: internationale bescherming

Onderwerp:

-             Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend: artikel 18, lid 1;

-             Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming: overweging 51 en artikel 2, onder h);

-             Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming: overwegingen 43 en 59 en artikel 33, lid 2.

Feiten:

Verzoekende partij is X en verwerende partij is de Finse immigratiedienst. X is een Syrische staatsburger  en heeft op 29 augustus 2016 een verblijfstitel in Denemarken gekregen. De verblijfstitel was geldig tot 12 november 2020 en is niet verlengd.  X heeft op 27 juli 2021 in Finland een verzoek om internationale bescherming ingediend. Deze werd geweigerd en op 29 juli 2021 heeft de Finse immigratiedienst een terugnameverzoek gezonden aan Denemarken. X stelt hoger beroep in tegen het besluit, omdat ze vreest dat ze in Denemarken teruggezonden zal worden naar Syrië.

Overweging:

Volgens artikel 18, lid 1, onder d) van verordening 604/2013 is de verantwoordelijke lidstaat verplicht een onderdaan van een derde land of een staatloze wiens verzoek is afgewezen en die een verzoek heeft ingediend in een andere lidstaat, terug te nemen. De verwijzende rechter twijfelt over de uitleg van  ‘wiens verzoek is afgewezen’. X heeft haar verzoek om internationale bescherming ingediend bij de Deense autoriteiten, deze was goedgekeurd maar werd niet verlengd. De verwijzende rechter twijfelt of dit een afwijzing van een verzoek is in de zin van artikel 18, lid 1, onder d).

Prejudiciële vraag:

Moet artikel 18, lid 1, onder d), van verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend, aldus worden uitgelegd dat de afwijzing van het verzoek in de zin van deze bepaling betrekking heeft op het geval van niet-verlenging van een eerder aan de betrokken persoon op diens verzoek in Denemarken afgegeven tijdelijke verblijfstitel op grond van kwetsbaarheid, wanneer de overheid het besluit tot niet-verlenging niet heeft vastgesteld op verzoek van die persoon, maar ambtshalve?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-497/21 Bundesrepublik Deutschland; C-670/16; C-163/17

Specifiek beleidsterrein: JenV

Gerelateerde documenten