C-80/14 USDAW et Wilson

Contentverzamelaar

C-80/14 USDAW et Wilson

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   17 april 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   3 mei 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   3 juni 2014
Trefwoorden: sociale zekerheid (ontslagbescherming)

Onderwerp
- Richtlijn 98/59/EG van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag;
- Richtlijn 2008/94/EG van 22 oktober 2008 betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever

Eerste verzoeksters is een vakbond (Union of Shop, Distributive and Allied Workers) en tweede verzoekster is werkneemster bij Woolworth. Dat bedrijf (waarvan de verweersters deel uitmaken) is, evenals de winkels die onder de naam “Ethel Austin” opereren, onder bewind geplaatst wegens insolventie. Na het faillissement moesten duizenden werknemers afvloeien. Verzoeksters dienen claims in wegens het feit dat het personeel niet was geraadpleegd over de voorgenomen ontslag zoals wettelijk voorgeschreven, de omzetting van RL 98/59/EG. De derde verweerder is de Secretary of State for Business, Innovation and Skills, die niet rechtstreeks aansprakelijk is gesteld maar mogelijk moet ‘bijpassen’ indien de aangewezen instanties (financieel) in gebreke blijven.
In 2011 krijgen de voormalige werknemers een beschermingsvergoeding toegekend, maar die geldt niet voor alle werknemers, namelijk niet voor degenen die in een ‘winkel met minder dan 20 werknemers’ werkten, waarbij iedere winkel als een aparte plaatselijke eenheid in de zin van de wet geldt.
Verzoeksters gaan tegen dat besluit in beroep. De beroepsrechter oordeelt dat verzoeksters zich rechtstreeks op de RL kunnen beroepen, de woorden ‘at one establishment’ niet in de nationale regeling horen, en de Secretary of State (op wettelijke gronden) moet instaan voor een beschermingsvergoeding aan alle werknemers. De raadplegingsverplichting had dus ook in deze zaak moeten worden nageleefd.

De verwijzende VK-rechter (Court of Appeal of England and Wales) legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:
1) a) Verwijzen de bewoordingen “ten minste 20” in artikel 1, lid 1, sub a-ii, van richtlijn 98/59/EG van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag (hierna: “richtlijn”) naar het aantal ontslagen in alle plaatselijke eenheden van de werkgever waar in een periode van 90 dagen ontslagen vallen of naar het aantal ontslagen in elke plaatselijke eenheid afzonderlijk?
b) Wat moet worden begrepen onder “plaatselijke eenheid” indien artikel 1, lid 1, sub a-ii verwijst naar het aantal ontslagen in elke plaatselijke eenheid afzonderlijk? Verwijst “plaatselijke eenheid” meer bepaald veeleer naar de gehele betrokken kleinhandel als een enkele economische eenheid, of dat deel daarvan waarbinnen collectief ontslag wordt overwogen, dan naar de eenheid waar een werknemer wordt tewerkgesteld, zoals elke afzonderlijke winkel?
2) Mag een lidstaat wanneer een werknemer een beschermingsvergoeding vordert van een particuliere werkgever ervan uitgaan of zich erop beroepen dat de richtlijn geen directe aanspraken ten aanzien van de werkgever doet ontstaan in de hierna genoemde omstandigheden?
i) Indien de lidstaat de richtlijn correct had uitgevoerd, had de particuliere werkgever de werknemer een beschermingsvergoeding moeten betalen omdat hij de werknemers niet heeft geraadpleegd overeenkomstig de richtlijn, en
ii) de lidstaat die wordt aangesproken wanneer die particuliere werkgever insolvent is en de beschermingsvergoeding die ten laste van hem is uitgesproken niet betaalt, zou zelf moeten instaan voor de betaling van die beschermingsvergoeding aan de werknemer op grond van de nationale wetgeving die uitvoering geeft aan richtlijn 2008/94/EG van 22 oktober 2008 betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever, binnen de in artikel 4 van die richtlijn gestelde grenzen aan de betalingsverplichting van het waarborgfonds van de lidstaat.

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: zie ook de lopende zaak C-182/13 Lyttle
Specifiek beleidsterrein: SZW

Gerelateerde documenten