C-803/24 Romcab et RTZ & Partners

Contentverzamelaar

C-803/24 Romcab et RTZ & Partners

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     18 februari 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     4 april 2025

Trefwoorden: sancties, Rusland

Onderwerp:  Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad van 31 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren zoals gewijzigd bij verordening 2023/2878: artikel 3 decies, leden 1 en 3 quater bis.

Feiten:
Verzoekende partijen zijn ‘ROMCAB’ en haar curator ROMCAB ‘RTZ &  Partners’. ROMCAB sloot met vennootschap ‘Rusal Marketing’ een overeenkomst voor de aankoop van een draad van aluminium uit Rusland, maar betaalde niet voor de geleverde goederen. Rusal vorderde ruim 2,5 miljoen euro in de insolventieprocedure, inclusief boetes wegens betalingsachterstand. De curator erkende de vordering, maar de feitelijke betaling werd belemmerd door sancties op grond van verordening 833/2014. Zowel Rusal als ROMCAB hebben tegen de beslissing van de curator beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft geoordeeld dat artikel 3 decies, lid 3 quater bis van de verordening toestaat dat de overeenkomsten die al gesloten zijn worden uitgevoerd. De partijen hebben hoger beroep ingesteld.

Overweging:
De verwijzende rechter twijfelt of verordening 833/2014 toelaat dat ROMCAB haar betalingsverplichting niet nakomt. Artikel 3 decies lid 1 van de verordening verbiedt de aankoop, invoer en overdracht van Russische goederen naar de Europese Unie. Artikel 3 decies, lid 3 quater bis stond de uitvoering van vóór 19 december 2023 gesloten overeenkomsten toe tot 20 maart 2024. De verwijzende rechter wil weten of de uitzondering op de sancties ook geldt voor betalingen die vóór 19 december 2023 opeisbaar waren, maar na 20 maart 2024 nog niet zijn voldaan. Verder twijfelt hij of ROMCAB door niet op tijd te betalen zichzelf onterecht onder de sanctieregels kan laten vallen, om zo de betaling te ontwijken.

Prejudiciële vragen:
1. Moet artikel 3 decies, lid 3 quater bis, van verordening nr. 833/2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren, zoals gewijzigd bij verordening 2023/2878, aldus worden uitgelegd dat het begrip „uitvoering” van contracten die zijn gesloten vóór 19 december 2023, ook de daarmee samenhangende verplichting tot betaling van de goederen op basis van een koopovereenkomst als bedoeld in lid 1 van dat artikel kan omvatten, wanneer die goederen de Unie vóór 19 december 2023 zijn binnengekomen? 

2. Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, volstaat het voor de toepasselijkheid van artikel 3 decies, lid 3 quater bis, gelet op de termijn die daarin is vastgesteld en het doel dat met de vaststelling van de beperkende maatregelen wordt nagestreefd, dat de verplichting tot betaling van de goederen waarop de koopovereenkomst betrekking heeft, vóór het verstrijken van die periode opeisbaar is geworden? 

3. Kan artikel 3 decies, lid 3 quater bis, aldus worden uitgelegd dat het ook ziet op een opeisbare betaling met betrekking tot een overeenkomst die vóór 19 december 2023 is gesloten, wanneer de levering van de in artikel 3 decies, lid 1, bedoelde goederen vóór 19 december 2023 heeft plaatsgevonden, maar de schuldenaar de termijn heeft laten verstrijken en niet binnen die termijn de verschuldigde betaling heeft verricht? 

4. Staat artikel 3 decies, lid 1, van verordening nr. 833/2014, zoals gewijzigd bij verordening 2023/2878, in de weg aan een vordering tot betaling die voortvloeit uit een overeenkomst voor de aankoop van goederen die is gesloten vóór de wijzigingen die bij verordening 2023/2878 zijn ingevoerd, wanneer de goederen de Europese Unie vóór 19 december 2023 zijn binnengekomen en de betaling noch op het tijdstip van levering noch binnen de in lid 3 quater bis gestelde termijn heeft plaatsgevonden?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: BZ; FIN; EZ

Gerelateerde documenten