C-81/23 FCA Italy et FPT Industrial
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 2 mei 2023 Schriftelijke opmerkingen: 18 juni 2023
Trefwoorden:
Onderwerp: Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
Feiten:
Eiser MA en zijn echtgenote, woonachtig in Oostenrijk, kochten van een in Duitsland gevestigde autohandelaar een camper van een autohandelaar. De verkoopovereenkomst is in Duitsland ondertekend maar het voertuig is in Oostenrijk aan eiser overgedragen. De in Italië gevestigde verweersters, fabrikanten van het voertuig, hebben een motor ontwikkeld waarvan eiser heeft betoogd dat deze is voorzien van een verboden manipulatie-instrument in de zin van artikel 5, lid 2, van verordening nr. 715/2007. Eiser vordert schadevergoeding uit onrechtmatige daad alsmede vaststelling van aansprakelijkheid voor schade die eiser zal lijden in de toekomst als gevolg van de aankoop van het voertuig.
Overweging:
In de rechtspraak van het Hof is al eerder bepaald dat de EU-executieverordening 2012 aldus moet worden uitgelegd dat, wanneer voertuigen door de fabrikant ervan in een lidstaat op onrechtmatige wijze zijn voorzien van software die de emissiegegevens manipuleert alvorens deze voertuigen bij een derde in een andere lidstaat worden gekocht, de plaats waar de schade intreedt zich in deze laatste lidstaat bevindt. Bijgevolg moet worden geoordeeld dat de aangevoerde schade pas op het moment van de aankoop van die voertuigen is ingetreden wegens de aankoop tegen een hogere prijs dan de werkelijke waarde ervan, hoewel deze voertuigen vanaf de installatie van deze software een gebrek vertoonden.
In casu is het voertuig in Duitsland gekocht en door de Duitse verkoper in Oostenrijk aan eiser overgedragen. Verweerster, de ontwikkelaar van de dieselmotor in kwestie, heeft haar woonplaats in Italië. Eiser voert aan dat de schade alleen daar kan intreden waar het voertuig is overgedragen, omdat volgens de overeenkomst een voertuig zonder gebreken verschuldigd was, en de aankoop pas met de overdracht was voltooid. Met „aankoop” kan derhalve enkel de uiteindelijke eigendomsverkrijging zijn bedoeld. Verweerster betoogt dat voor de „plaats van aankoop” alleen de „plaats van de koop” en niet de eigendomsverkrijging of overdracht bepalend was. Derhalve moest de aankoop worden gelijkgesteld aan het sluiten van de overeenkomst, waardoor de plaats van het intreden van de schade in Duitsland lag en de aangezochte rechter in eerste aanleg geen internationale bevoegdheid had.
Voor het Oberste Gerichtshof rijst in dit verband de vraag of de verwijzing naar de „aankoop van het voertuig” in arrest C-343/19, VKI, ook in casu maatgevend kan, omdat dit begrip typisch ziet op overeenkomsten- én goederenrechtelijke aspecten. Deze zienswijze zou ter bepaling van de plaats van het intreden van de schade uit onrechtmatige daad al naar gelang de diverse nationale rechtsregels uiteenlopende overwegingen ten aanzien van de eigendomsverkrijging vereisen en tot uiteenlopende uitkomsten leiden. Dit zou echter in strijd zijn met de rechtspraak van het Hof, volgens welke (ook) de plaats van het intreden van de schade in de zin van artikel 7, punt 2, van EU-executieverordening 2012 autonoom moet worden bepaald en niet mag afhangen van de verbintenis- en goederenrechtelijke bepalingen van de betrokken lidstaten.
Prejudiciële vragen:
Moet artikel 7, punt 2, van verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken aldus worden uitgelegd dat, in het geval van een vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad tegen een in lidstaat A (in casu: Italië) gevestigde ontwikkelaar van een dieselmotor met een verboden manipulatie-instrument in de zin van artikel 5, lid 2, van verordening (EG) nr. 715/2007 betreffende typegoedkeuring, waarbij het voertuig door een in lidstaat B (in casu: Oostenrijk) woonachtige eiser is gekocht van een in lidstaat C (in casu: Duitsland) gevestigde derde, onder de plaats waar de schade is ingetreden moet worden verstaan:
a) de plaats waar de overeenkomst is gesloten,
b) de plaats waar de overdracht van het voertuig heeft plaatsgevonden of
c) de plaats waar het materiële gebrek dat tot de schade heeft geleid is ingetreden, dat wil zeggen de plaats van het beoogde gebruik van het voertuig?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: zaak C-343/19, VKI
Specifiek beleidsterrein: EZK en JenV