C-816/19 Germanwings

Contentverzamelaar

C-816/19 Germanwings

Prejudiciële hofzaak    

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     31 december 2019
Schriftelijke opmerkingen:                     17 februari 2020

Trefwoorden : compensatie luchtpassagiers, staking, vakbond, buitengewone omstandigheden

Onderwerp :

Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91

 

Feiten:

Verzoekster beschikte over een bevestigde boeking voor de door verweerster uit te voeren vlucht van Boedapest naar Hamburg die op 27-10-2016 om 15 uur in Hamburg moest aankomen. De vlucht werd geannuleerd. Reden voor de annulering was een staking van verweersters cabinepersoneel. Verweerster had tot en met 26-10-2016 onderhandelingen over een cao gevoerd met de vakbond UFO. Tijdens een onderhandelingssessie had UFO een cao-voorstel van verweerster dat niet aan de eisen van UFO voldeed, afgewezen en vervolgens had zij besloten tot collectieve acties over te gaan. Ingevolge de staking werden 418 van de 530 voor 27 oktober geplande vluchten van verweerster geannuleerd. Verweerster gaf, in het kader van de aangepaste dienstregeling, prioriteit aan alle „waterbestemmingen” die met andere vervoermiddelen niet of moeilijk bereikbaar waren. Voorts annuleerde verweerster vooral vluchten naar bestemmingen binnen Duitsland die met de trein bereikbaar waren. Verzoekster vordert compensatie en stelt dat een staking door het eigen cabinepersoneel geen „buitengewone omstandigheid” in de zin van artikel 5, lid 3, van verordening 261/2004 vormt. Volgens haar moet bij collectieve onderhandelingen steeds ermee rekening worden gehouden dat er wordt gestaakt en dus ook dat vluchten worden geannuleerd. Volgens verweerster vormt een door de vakbond georganiseerde staking een buitengewone omstandigheid, ongeacht of het stakende personeel al dan niet werknemers zijn van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Verordening 261/2004 maakt zelfs geen onderscheid naargelang van de vraag of het een staking van eigen werknemers, dan wel van derden betreft.

 

Overweging:

Uit het arrest van het Hof van Justitie volgt dat als „buitengewone omstandigheden” in de zin van artikel 5, lid 3, van verordening 261/2004 slechts gebeurtenissen kunnen worden aangemerkt die vanwege hun aard of oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van het bedrijf van de betrokken luchtvaartmaatschappij en waarop laatstgenoemde geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen. De verwijzende rechter vermoedt dat indien het Hof reeds een „wilde staking” als een gebeurtenis beschouwt waarop invloed kan worden uitgeoefend, het a fortiori zal aannemen dat invloed kan worden uitgeoefend op een door de vakbond georganiseerde staking van de eigen werknemers. Volgens de verwijzende rechter is het echter ook mogelijk dat het Hof een door de vakbond georganiseerde staking anders beoordeelt aangezien een dergelijke staking, in tegenstelling tot een „wilde staking”, wordt beschermd door het Unierecht. Het Hof zou er dus ook van kunnen uitgaan dat de toepassing van zijn rechtspraak op een door de vakbond georganiseerde staking schending van het Europees recht zou opleveren – hetgeen in voorkomend geval reeds kan worden afgeleid uit overweging 14 van verordening 261/2004, waarin de staking in het algemeen wordt aangeduid als „buitengewone omstandigheid.”

 

Prejudiciële vragen:

Vormt een door de vakbond georganiseerde staking van het eigen personeel van een luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert een „buitengewone omstandigheid” in de zin van artikel 5, lid 3, van verordening (EG) nr. 261/2004 [van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91]?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: arrest van 17 april 2018 (C-195/17)

Specifiek beleidsterrein: IenW

Gerelateerde documenten