C-825/24 JMIB Holdings
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 7 februari 2025 Schriftelijke opmerkingen: 24 maart 2025
Trefwoorden: Brussel I bis-verordening, forumkeuzebeding, derde-begunstigden
Onderwerp: Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I bis-verordening)
Feiten: JMIB Holdings B.V. is een Nederlandse entiteit die, samen met andere partijen, aandelen bezat in Milestone. In 2015 is een retrocessie-overeenkomst opgesteld die de winstdelingsvoorwaarden na de overname van Milestone vastlegde. Er ontstond een geschil toen JMIB weigerde de retrocessieovereekomst uit te voeren.
Kern van het geschil betreft de vraag of niet me name genoemde derde-begunstigden (onder de retrocessie-overeenkomst) een beroep kunnen doen op het forumkeuzebeding dat in de overeenkomst is opgenomen. Volgens JMIB waren de Franse rechterlijke instanties onbevoegd ten aanzien van de begunstigden die niet in de retrocessie-overeenkomst waren genoemd.
De tribunal de commerce heeft deze exceptie verworpen op grond van het arrest Gerling (C-201/82 – Gerling Konzern Speziale Kreditversicherung AG e.a./Amministrazione del Tesoro dello Stato, ECLI:EU:C:1983:217), waaruit deze rechter heeft afgeleid dat de begunstigde van een derdenbeding zich in het algemeen kan beroepen op het in de overeenkomst opgenomen forumkeuzebeding, ook als hij in die overeenkomst niet met name wordt genoemd. JMIB heeft cassatieberoep ingesteld tegen het in hoger beroep gewezen arrest, waarin de bevoegdheid van de Franse rechter ten aanzien van de begunstigden van het derdenbeding werd bekrachtigd en zijzelf werd veroordeeld tot betaling van verschillende bedragen ter uitvoering van de retrocessie-overeenkomst.
Overweging:
JMIB betoogt dat het arrest Gerling alleen van toepassing is op verzekeringszaken, dat een begunstigde van een derdenbeding zich slechts op een in de overeenkomst opgenomen forumkeuzebeding kan beroepen indien dit beding zelf het voorwerp is van een derdenbeding, en dat een derde die als begunstigde is aangewezen volgens een procedure die niet in overeenstemming was met de bepalingen van de overeenkomst, zich niet op een forumkeuzebeding kan beroepen.
De begunstigden in kwestie betogen in wezen dat het Hof van Justitie in het arrest Gerling de begunstigde van een derdenbeding, zelfs indien deze bij het aangaan daarvan onbekend is, niet heeft gelijkgesteld met een derde bij de overeenkomst en dat er geen grond is om een onderscheid te maken naargelang de begunstigden bepaald of bepaalbaar zijn. Volgens hen kan de begunstigde van een derdenbeding zich beroepen op alle uit dat beding voortvloeiende rechten, zodat iedere uitzondering op dit beginsel uitdrukkelijk moet worden overeengekomen. Zij voegen hieraan toe dat zij bij het sluiten van de overeenkomst identificeerbare en bepaalbare begunstigden waren en zich dus konden beroepen op het in de overeenkomst opgenomen forumkeuzebeding.
De verwijzende rechter vraagt zich af wat de reikwijdte van het arrest Gerling is en of deze buiten het verzekeringsgebied kan worden uitgebreid naar iedere derde die begunstigde is van een derdenbeding.
Prejudiciële vragen: 1. Moet artikel 25 van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I bis-verordening) aldus worden uitgelegd dat wanneer een overeenkomst een derdenbeding bevat, de inroepbaarheid van het in de overeenkomst opgenomen forumkeuzebeding door de derde-begunstigde van dit beding, valt onder het op de overeenkomst toepasselijke recht of onder een aan dat artikel ontleende materiële regel?
2. Moet artikel 25 van de Brussel I bis-verordening in het tweede geval aldus worden uitgelegd dat wanneer een partij bij een overeenkomst een verbintenis jegens een derde aangaat, het in de overeenkomst opgenomen forumkeuzebeding, ongeacht de aard van de overeenkomst, door de derde tegen de partijen bij de overeenkomst kan worden ingeroepen?
3. Moet artikel 25 van de Brussel I bis-verordening aldus worden uitgelegd dat een forumkeuzebeding dat is opgenomen in een overeenkomst waarin een categorie van begunstigden van de door de partijen aangegane verbintenissen wordt gedefinieerd en de procedure voor aanwijzing van die begunstigden wordt vastgesteld, tegen de partijen bij de overeenkomst kan worden ingeroepen door een derde, die in die overeenkomst niet met name wordt genoemd en aanspraak maakt op de hoedanigheid van begunstigde van het derdenbeding?
4. Moet artikel 25 van de Brussel I bis-verordening aldus worden uitgelegd dat een forumkeuzebeding alleen door de begunstigde van een derdenbeding kan worden ingeroepen wanneer in de overeenkomst uitdrukkelijk wordt vermeld dat het derdenbeding van toepassing is op het forumkeuzebeding?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-201/82 – Gerling Konzern Speziale Kreditversicherung AG e.a./Amministrazione del Tesoro dello Stato, ECLI:EU:C:1983:217
Specifiek beleidsterrein: JenV