C-831/24 Machski
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 3 februari 2025 Schriftelijke opmerkingen: 20 maart 2025
Trefwoorden: consumentenrecht, kredietovereenkomsten, informatieplicht, procedure voor vervroegde aflossing, ambtshalve toetsing civiele rechter
Onderwerp: Artikelen 23 en 10, lid 2, onder r) van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten.
Feiten: Verzoeker heeft in 2017 een kredietovereenkomst gesloten met verweerder. In de periode 2017-2024 heeft de verzoeker een groot deel van het krediet en rente betaald. In 2024 vordert de verzoeker terugbetaling van de verweerder, omdat de kredietovereenkomst onbillijke en onjuiste informatie bevat, onder andere over het totale schuldbedrag. Hiervoor beroept de verzoeker zich op een bepaling in het Poolse recht die ziet op kosteloze kredietverstrekking bij schending van de informatieplicht.
Overweging:
De verwijzende rechter vraagt zich allereerst af of de rechterlijke toets beperkt moet blijven tot de inbreuken die de verzoeker aan de orde heeft gesteld, of moet de rechter ook ambtshalve andere punten in de kredietovereenkomst onderzoeken. Het is denkbaar dat de door de consument benoemde inbreuken niet hebben plaatsgevonden, terwijl wel sprake is van andere inbreuken die de consument niet aan de orde heeft gesteld. Ook kan zich een situatie voordoen waarin de consument de inbreuken van de kredietgever correct heeft benoemd, maar de nationale rechter daarnaast ambtshalve andere inbreuken constateert die ook in de toepassing van de sanctie zouden kunnen resulteren. Volgens de verwijzende rechter moet worden gekozen voor de uitlegging die de nationale rechter verplicht een overeenkomst ambtshalve te onderzoeken op aanwezigheid van alle mogelijke inbreuken die in de toepassing van de sanctie van kosteloze kredietverstrekking kunnen resulteren
Verder rijzen bij de verwijzende rechter twijfels over de uitlegging van het begrip „procedure voor vervroegde aflossing” in artikel 10, lid 2, onder r), van richtlijn 2008/48. Vervroegde aflossing is een recht van de consument, het is onduidelijk wat precies de procedure zou moeten zijn. Heeft het betrekking op de handelwijze van de partijen of de manier waarop de verrekening tussen de partijen plaatsvindt wanneer de consument het krediet vervroegd aflost? Volgens de verwijzende rechter is het recht tot vervroegde aflossing alleen gewaarborgd als de procedure voor vervroegde aflossing uitvoerig in de overeenkomst is beschreven. Alleen wanneer de consument over een volledige beschrijving van de correcte procedure beschikt, kan namelijk worden geconcludeerd dat hij over de nodige kennis beschikte om het recht in kwestie uit te oefenen.
Prejudiciële vragen: 1. Moet artikel 23 van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad [OMISSIS] aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter bij de behandeling van een zaak waarin de consument zich beroept op de verplichting van de kredietgever om het te veel ontvangen bedrag terug te betalen naar aanleiding van het feit dat de consument de in de nationale wetgeving neergelegde sanctie heeft ingeroepen – bestaande in het recht van de consument om bij de kredietgever een schriftelijke verklaring in te dienen op grond waarvan de verplichting van de kredietnemer om rente en andere kosten van het krediet terug te betalen, tenietgaat – ambtshalve dient te onderzoeken of de kredietgever ook andere bepalingen van nationaal recht heeft geschonden dan de bepalingen die de consument in de bij de kredietgever ingediende schriftelijke verklaring aan de orde heeft gesteld, en de schending van deze andere bepalingen de consument eveneens het recht geeft om de bovengenoemde sanctie toe te passen?
2. Moet artikel 10, lid 2, onder r), van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad [OMISSIS] aldus worden uitgelegd dat het vereiste van duidelijke specificatie van de procedure voor vervroegde aflossing inhoudt dat de kredietgever verplicht is de handelwijze zodanig te beschrijven dat de consument tijdens de uitvoering van de overeenkomst, zonder verdere informatie bij de kredietgever op te vragen (of verdere afspraken met de kredietgever te maken), punt voor punt kan nagaan wie, op welke manier en in welke volgorde handelingen in verband met de vervroegde aflossing dient uit te voeren, waarbij duidelijk is aangegeven welke gebeurtenis de laatste stap van deze procedure vormt?
3. Moet artikel 23 van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad [OMISSIS] aldus worden uitgelegd dat het niet voldoen aan het vereiste van duidelijke en beknopte specificatie van de procedure voor vervroegde aflossing in de zin van artikel 10, lid 2, onder r), van die richtlijn altijd resulteert in de toepassing van de sanctie jegens de kredietgever, of kan de toepassing van de sanctie ook afhankelijk zijn van de mate waarin niet aan het vereiste is voldaan, en met name in die zin dat kan worden afgeweken van de toepassing van de sanctie wanneer de procedure voor vervroegde aflossing onvoldoende is gespecificeerd en dat in de omstandigheden van het geval geen negatief effect heeft op de rechten en verplichtingen van de consument?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:
Specifiek beleidsterrein: FIN, JenV