C-84/24 EM SYSTEM  

Contentverzamelaar

C-84/24 EM SYSTEM  

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    17 april 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    3 juni 2024

Trefwoorden: Sancties; vennootschap

Onderwerp:

-             Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad van 18 mei 2006 betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus en de betrokkenheid van Belarus bij de Russische agressie tegen Oekraïne: artikel 2;

-             Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme: artikel 1, lid 5;

-             verordening nr. 2021/1030 van de Raad van 24 juni 2021 tot wijziging van verordening nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus: artikel 1;

-             Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikel 16.

Feiten:

Verzoekende partij is ‘EM SYSTEM UAB’.  Verzoekende partij heeft bij verwerende partijen bankrekeningen geopend. Verwerende partijen hebben op 18 december 2020 eenzijdig de tegoeden bevroren die op deze rekeningen stonden, vanwege het feit dat een aandeelhouder ‘A.V.S’. van verzoekende partij op een sanctielijst was geplaatst overeenkomstig verordening 765/2006. A.V.S. bezat een deelneming van 50% in de vennootschap. Verzoekende partij is tegen het besluit om de tegoeden te bevriezen in beroep gegaan.

Overweging:

Op grond van artikel 2, leden 1 en 4 van verordening 765/2006, kunnen tegoeden die in eigendom zijn van de rechtspersonen bevroren worden. Hierbij geldt als criteria de eigendom van en zeggenschap over de rechtspersoon en de tegoeden moeten in bezit zijn of onder zeggenschap staan van een persoon die aan sancties is onderworpen. De verwijzende rechter twijfelt of het in bezit zijn van precies 50% van de aandelen beschouwd moet worden als eigendom van of zeggenschap over een rechtspersoon. Tevens twijfelt de verwijzende rechter over de last die aan entiteiten uit de private sector wordt opgelegd bij deze aanname, en of dit in strijd is met artikel 16 Handvest.

Prejudiciële vragen:

1. Dienen artikel 2, leden 1 en 2, van verordening (EG) nr. 765/2006 aldus worden uitgelegd dat, wanneer vaststaat dat een in bijlage I bij de verordening genoemde persoon precies 50 % van de aandelen in een vennootschap bezit, wordt verondersteld dat de tegoeden van de vennootschap eigendom zijn van, in het bezit zijn van of onder zeggenschap staan van de in bijlage I bij de verordening genoemde entiteit?

2. Kan in een procedure voor de nationale rechter, zoals die in het hoofdgeding aan de orde is, waarin een vennootschap wier tegoeden zijn bevroren omdat precies 50 % van haar aandelen in het bezit zijn van een persoon die is genoemd in bijlage I bij verordening nr. 765/2006 de rechter verzoekt de banken als verweersters te gelasten de overeenkomsten voor het beheer van een bankrekening na te komen waardoor die vennootschap zonder beperkingen toegang heeft tot de tegoeden op haar bankrekeningen, de betrokken vennootschap het besluit van de bank om haar tegoeden te bevriezen aanvechten met het argument dat haar tegoeden niet worden gebruikt door of ten behoeve van een persoon die is genoemd in bijlage I bij die verordening?

3. Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord, aan de hand van welke criteria moet de nationale rechter bij wie een dergelijke procedure aanhangig is beoordelen of de tegoeden niet door of ten behoeve van een in bijlage I bij verordening nr. 765/2006 genoemde persoon worden gebruikt? Kunnen omstandigheden zoals (1) het feit dat het vermogen van de vennootschap is gescheiden van dat van haar aandeelhouders, (2) het feit dat de directeur van de vennootschap (en niet de in bijlage I bij de verordening genoemde persoon) namens de vennootschap handelt, en (3) het feit dat alleen de directeur van de vennootschap toegang heeft tot de bankrekeningen van de vennootschap, worden geacht uit te sluiten dat de tegoeden van de vennootschap worden gebruikt ten behoeve van een in bijlage I bij de verordening genoemde persoon wiens deelneming in de vennootschap precies 50 % bedraagt?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-314/13

Specifiek beleidsterrein: BZ; EZK