C-85/14 KPN
Contentverzamelaar
Zie bijlage rechts voor de verwijizngsuitspraak
Klik hier voor het volledige
dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 11 april 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen: 28 april 2014
Schriftelijke opmerkingen: 28 mei 2014
Trefwoorden: telecommunicatie
Onderwerp:
- Richtlijn 2002/19/EGvanhet Europees Parlement en de Raad
van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van
elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten
(Toegangsrichtlijn);
- Richtlijn 2002/22/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst
en gebruikersrechten met betrekking tot
elektronische-communicatienetwerken en –diensten (Universeledienstrichtlijn)
Verweerster ACM (Autoriteit Consument en Markt) heeft verzoekster
op 18-10-2013 een last onder dwangsom opgelegd op grond van
overtreding van het Besluit Interoperabiliteit (BI) waartegen
verzoekster in het geweer is gekomen. Na een later ingetrokken
verzoek om voorlopige voorziening heeft het CBb ingestemd met een
rechtstreeks beroep (Awb artikel 7:1a lid 1.
UPC en Tele2
hebben zich als interveniënten in de procedure bij KPN
gevoegd.
Het gaat in deze zaak om oproepen naar
niet-geografische nummers. ACM is van mening dat KPN voor deze
dienst tarieven hanteert die hoger zijn dan, en dus niet voldoen
aan, het bepaalde in het BI. Voor de wiskundeliefhebbers: daar is
een formule voor, zie punt 3.2 van de
verwijzingsbeschikking.
KPN voert in haar beroepsgronden
onder meer aan dat het betreffende BI-artikel onverbindend is
wegens strijd met EURrecht, dat het artikel geen betrekking heeft
op transitverkeer, en dat het artikel zich beperkt tot oproepen
naar bepaalde nummerreeksen. Verder acht zij het besluit, als ook
de voorgenomen publicatie, onevenredig en het besluit ondeugdelijk
gemotiveerd.
ACM constateert dat verzoekster niet bestrijdt
dat zij hogere tarieven berekent.
De verwijzende NL rechter (CBb) overweegt dat uit de considerans
van de herziening van de Universele dienstRL (2009/136) gelezen
kan worden dat artikel 28 van de Universele dienstRL er enkel op
is gericht om alle nodige maatregelen te nemen teneinde
grensoverschrijdend telefoonverkeer tussen de lidstaten te
waarborgen. Hij vraagt zich dan ook af of de bevoegde nationale
instanties (in casu ACM) bevoegd zijn om maatregelen te treffen
wanneer mogelijk belemmeringen zijn gelegen in de tarieven.
Alvorens in te kunnen gaan op de overige grieven van KPN legt hij
het HvJEU onderstaande vragen voor:
1. Staat artikel 28
Universeledienstrichtlijn toe dat tariefregulering wordt opgelegd,
zonder dat uit een marktanalyse is gebleken dat een partij ten
aanzien van de gereguleerde dienst over aanmerkelijke marktmacht
beschikt, terwijl de grensoverschrijdende aankiesbaarheid van
niet-geografische telefoonnummers technisch zonder meer mogelijk
is en de enige belemmering van de toegang van deze nummers er uit
bestaat dat tarieven worden gehanteerd waardoor een oproep naar
een niet-geografisch nummer duurder is dan een oproep naar een
geografisch nummer?
2. Indien vraag 1 bevestigend wordt
beantwoord rijzen bij het College de volgende twee vragen:
a. Geldt de bevoegdheid tot tariefregulering ook wanneer de
invloed van hogere tarieven op het belvolume naar
niet-geografische nummers slechts beperkt is?
b. In hoeverre
heeft de nationale rechter nog ruimte om te beoordelen of een
volgens artikel 28 Universeledienstrichtlijn nodige
tariefmaatregel niet onredelijk bezwarend is voor de
transitaanbieder, gegeven de daarmee te dienen doelen?
3.
Laat artikel 28, eerste lid, Universeledienstrichtlijn de
mogelijkheid open dat de in die bepaling genoemde maatregelen
worden uitgevaardigd door een andere instantie dan de nationale
regelgevende instantie die de in artikel 13, eerste lid,
Toegangsrichtlijn genoemde bevoegdheid uitoefent en aan
laatstgenoemde instantie alleen de bevoegdheid tot handhaving toekomt?
Specifiek beleidsterrein: EZ (ACM)