C-862/24 Satiksmes ministrija

Contentverzamelaar

C-862/24 Satiksmes ministrija

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     19 februari 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     5 april 2025

Trefwoorden: pilotenopleiding, vervalsing documenten, rechtszekerheid

Onderwerp: 
-    Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikel 15, leden 1 en 2 , artikel 52, lid 1 en artikel 54;
-    Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart: artikel 2, lid 1;
-    Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Europese Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen: overweging 1.

Feiten:
Verzoekende partij ‘A’ had zich ingeschreven voor een opleiding tot privépiloot. In 2018 heeft A een opleidingscertificaat overgelegd aan het Letse Agentschap voor burgerluchtvaart (hierna: het Agentschap) van een Bulgaarse luchtvaartacademie. Het Agentschap heeft contact opgenomen met de Bulgaarse academie en gevraagd om informatie, waarna bleek dat het opleidingsprogramma niet was erkend voor vliegopleidingen buiten Bulgarije. Daarna heeft het Agentschap onregelmatigheden ontdekt in het vlieglogboek van A. Op basis van de frauduleuze handelingen heeft het Agentschap op 7 november 2018 de resultaten van de vaardigheidstest nietig verklaard en A een verbod opgelegd van een jaar om de test opnieuw af te leggen. A gaat in beroep en stelt dat een dergelijk verbod niet is voorzien in het Unierecht.

Overweging:
Verordening 216/2008 en verordening 1178/2011 bepalen met betrekking tot de procedure voor het theorie-examen uitdrukkelijk dat de bevoegde autoriteit de kandidaat ten minste één jaar kan verbieden het examen af te leggen indien tijdens het examen bewijzen van oneerlijk gedrag van de kandidaat zijn verzameld. In de verordeningen wordt echter niets gezegd over het ontnemen van het recht van de kandidaat om deel te nemen aan de vaardigheidstest, terwijl de autoriteit dit in casu ‘naar analogie’ wel heeft gedaan. De verwijzende rechter vraagt zich af of de sanctie opgelegd kan worden en hoe deze situatie zich verhoudt met artikel 52 van het Handvest en het rechtszekerheidsbeginsel. 

Prejudiciële vragen:
1. Indien wordt bewezen dat de kandidaat zich schuldig heeft gemaakt aan frauduleus gedrag door de examinator tijdens de vaardigheidstest valse documenten betreffende de opgedane praktische instructie over te leggen, is de nationale luchtvaartautoriteit dan bevoegd, krachtens ARA.GEN.355, onder e), [van bijlage VI] bij verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Europese Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, om de betrokkene tijdelijk te verbieden de vaardigheidstest voor het behalen van het bewijs van bevoegdheid als privépiloot opnieuw af te leggen en het bewijs van bevoegdheid als privépiloot te verkrijgen? 

2. Moet de toelichting bij ARA.GEN.355, onder e), [van bijlage VI] bij verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Europese Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, zoals uiteengezet in het document dat door het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart is gepubliceerd onder de titel „Aanvaardbare wijzen van naleving. Deel FCL”, namelijk dat het soort handhavingsmaatregelen afhankelijk is van het toepasselijke nationale recht en bijvoorbeeld een verbod om functies uit te oefenen kan omvatten, aldus worden uitgelegd dat het de bevoegde autoriteit is toegestaan om passende beperkingen vast te stellen [afgeleid van ARA.FCL.300, onder f)] waarmee de doelstellingen van die verordening worden verwezenlijkt, indien de nationale wetgeving niet voorziet in een specifiek tijdelijk verbod op het afleggen van een vaardigheidstest voor het behalen van het bewijs van bevoegdheid als privépiloot? 

3. Is het in overeenstemming met het rechtszekerheidsbeginsel en artikel 52, lid 1, van het Handvest om ARA.FCL.300, onder f) [van bijlage VI] bij verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Europese Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, aldus uit te leggen dat het onder die letter vastgestelde tijdelijke verbod op het afleggen van het theorie-examen kan worden uitgebreid tot de vaardigheidstoets?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-413/20 État belge (Vliegopleiding); C-157/21 Polen/Parlement en Raad; C-14/23 Perle.

Specifiek beleidsterrein: IenW; JenV

Gerelateerde documenten