C-873/19 Deutsche Umwelthilfe
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 6 februari 2020 Schriftelijke opmerkingen: 23 maart 2020
Trefwoorden : procesbevoegdheid, milieuverenigingen, motorvoertuigen
Onderwerp :
• VN/ECE-Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (Verdrag van Aarhus).
• Besluit 2005/370/EG van de Raad van 17 februari 2005 betreffende het sluiten, namens de Europese Gemeenschap, van het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden.
• Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie.
• Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten.
Feiten:
Verzoekster is een milieuvereniging die zich statutair inzet voor de bevordering van milieubescherming en natuurbehoud. De in het geding geroepen partij, Volkswagen, is een Duitse autoconstructeur en produceert onder meer het model VW Golf Plus TDI. In de context van het zogeheten „dieselschandaal” is aan het licht gekomen dat onder meer de voertuigen van het genoemde model met een omschakellogica werden uitgerust. Op het tijdstip van de typegoedkeuring bevatte de motorsturingseenheid van dit motortype een software die herkende of het voertuig een rijcyclus op een testbank aflegde. In dat geval werd een speciale modus geactiveerd waarbij aanzienlijk meer uitlaatgassen werden gerecirculeerd, met als resultaat dat het voertuig minder stikstofoxide uitstootte. In werkelijke rijomstandigheden op de weg werd deze modus volledig uitgeschakeld, met als gevolg dat de stikstofoxide-uitstoot gevoelig toenam. Bij besluit van 15-10-2015 heeft het Duits federaal bureau voor het motorvoertuigenverkeer (KBA) de in het geding geroepen partij onder meer gelast om de verboden omschakellogica te verwijderen en gepaste maatregelen te nemen teneinde de voertuigen aan de geldende regelgeving te conformeren met als gevolg dat er een software-update werd ontwikkeld die de bekendgemaakte gebreken in de uitlaatsystemen van de voertuigen moest verhelpen. Bij goedkeuringsbesluit van 20-06-2016 heeft het KBA vastgesteld dat het model VW Golf Plus TDI niet langer met een verboden omschakellogica was uitgerust. Volgens vaststellingen van verweerster, Bondsrepubliek Duitsland, beschikt het voertuig ook na uitvoering van de update over een “thermovenster” die ervoor zorgt dat de recirculatie van uitlaatgassen wordt geregeld volgens de omgevingstemperatuur waardoor de hoeveelheid gerecirculeerde uitlaatgassen ongeveer 0 % bedraagt bij temperaturen lager dan -9 °C en vanaf 15 °C toeneemt tot 100 %. Verzoekster heeft bezwaar aangetekend tegen het goedkeuringsbesluit en stelt dat de door het KBA toelaatbaar geachte omschakellogica dient te worden aangemerkt als verboden in de zin van artikel 5, lid 2, eerste volzin, van verordening nr. 715/2007.
Overweging:
De verwijzende rechter is van oordeel dat verzoekster in de onderhavige procedure geen procesbevoegdheid bezit volgens het nationale procesrecht. Volgens § 1, lid 1 van de Duitse wet houdende aanvullende bepalingen inzake de beroepsmogelijkheden in milieuaangelegenheden (UmwRG) ziet de werkingssfeer ervan alleen op de betwisting van een bestuursbesluit waarbij een „plan” wordt toegestaan en niet wanneer het gaat om de toelating van een product. Bijgevolg is het van doorslaggevend belang of verzoekster rechtstreeks aan het Unierecht procesbevoegdheid kan ontlenen. Volgens de recente rechtspraak van het Hof zou deze procesbevoegdheid afgeleid kunnen worden uit artikel 9, lid 3, van het Verdrag van Aarhus. De nationale rechter twijfelt of dit artikel gelezen in samenhang met artikel 47 van het Handvest, aldus moet worden uitgelegd dat erkende milieuorganisaties rechtsmiddelen toekomen die verder reiken dan de hun krachtens het UmwRG geboden rechtsmiddelen teneinde een bestuurlijke producttoelating zoals de hier aan de orde zijnde aan te vechten, wanneer daarmee wordt beoogd de naleving van objectief-rechtelijke bepalingen van het milieurecht van de Unie te handhaven. Indien wordt aangenomen dat verzoekster ook in het onderhavige geval procesbevoegdheid bezit, is het voor de beslissing over de rechtmatigheid van het bestreden goedkeuringsbesluit van doorslaggevend belang hoe artikel 5, lid 2, van verordening nr. 715/2007 moet worden uitgelegd. Een omschakellogica is in beginsel verboden op grond van artikel 5, lid 2, eerste volzin, van verordening nr. 715/2007 maar is op grond van artikel 5, lid 2, tweede volzin, onder a), bij uitzondering toegestaan wanneer het nodig is om de motor te beschermen tegen schade of ongevallen en om de veilige werking van het voertuig te verzekeren. Wanneer dit precies het geval is, bepaalt verordening nr. 715/2007 niet. De verwijzende rechter vraagt zich daarom af welke maatstaf moet worden gehanteerd om te beoordelen of het instrument van een omschakellogica „nodig” is.
Prejudiciële vragen:
1) Moet artikel 9, lid 3, van het op 25 juni 1998 in Aarhus ondertekende en bij besluit 2005/370/EG van de Raad van 17 februari 2005 in naam van de Europese Gemeenschap goedgekeurde Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, gelezen in samenhang met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat milieuverenigingen in beginsel in rechte moeten kunnen opkomen tegen een besluit waarbij de productie van dieselpersonenvoertuigen met een omschakellogica wordt toegestaan, ook al levert die toelating mogelijkerwijs schending op van artikel 5, lid 2, van verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie?
2) Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: a) Moet artikel 5, lid 2, van verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, aldus worden uitgelegd dat de maatstaf die wordt gehanteerd bij de beantwoording van de vraag of een omschakellogica noodzakelijk is om de motor te beschermen tegen schade of ongevallen en om de veilige werking van het voertuig te verzekeren, in beginsel moet beantwoorden aan de actuele stand van de techniek in de zin van hetgeen technisch haalbaar is op het tijdstip van afgifte van de EU-typegoedkeuring? b) Komen naast de actuele stand van de techniek nog andere omstandigheden in aanmerking op grond waarvan een omschakellogica kan worden toegestaan, ook al is dit instrument – gemeten aan de actuele stand van de techniek alleen – niet „nodig” in de zin van artikel 5, lid 2, tweede volzin, onder a), van verordening nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Protect Natur-, Arten- und Landschaftsschutz Umweltorganisation (C-664/15)
Specifiek beleidsterrein: IenW, JenV