C-876/24 Vueling Airlines
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 19 februari 2025 Schriftelijke opmerkingen: 5 april 2025
Trefwoorden: luchtvaart, schadevergoeding, rechterlijke bevoegdheid
Onderwerp: - Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad van 9 oktober 1997 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders met betrekking tot het luchtvervoer van passagiers en hun bagage, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 889/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 13 mei 2002: artikel 3, lid 1; - Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (verdrag van Montreal): artikel 33, lid 1.
Feiten: Verzoekende partij mevrouw ‘I.G.V.’ had een vlucht van Madrid naar Barcelona geboekt bij verwerende partij ‘Vueling Airlines’. Toen zij op het vliegveld van Barcelona was gearriveerd, kwam zij erachter dat haar bagage was kwijtgeraakt. Mevrouw I.G.V. moest snel een tweede vlucht naar Rome halen, en heeft daar de inhoud van haar bagage moeten vervangen. Zij vordert schadevergoeding van verwerende partij voor de kosten die zij gemaakt heeft als gevolg van het verlies van haar bagage tijdens het luchtvervoer. Mevrouw I.G.V. heeft de vordering ingesteld bij de rechtbank in haar eigen woonplaats.
Overweging: De verwijzende rechter is niet zeker welke rechtbank bevoegd is in deze casus, de rechtbank van de woonplaats van verzoekster (Fuenlabrada), of de rechtbank in Barcelona. Artikel 33 van het Verdrag van Montreal bepaalt de verdeling van de rechterlijke bevoegdheid tussen de staten die partij zijn bij het verdrag, en ook de verdeling van de relatieve bevoegdheid tussen de gerechten van elk van die staten. De verwijzende rechter vraagt zich af of artikel 33 (gelezen in samenhang met artikel 3, lid 1 van verordening 2027/97) ook van toepassing is op luchtvervoer binnen een lidstaat. Daarnaast is het de vraag welke rechter bevoegd is bij het online boeken van vliegtickets, omdat in casu de verzoekster het vliegticket geboekt heeft vanuit haar woonplaats, maar de aanvullende incheckservice voor haar bagage had geboekt op de luchthaven in Madrid. Artikel 33 van het Verdrag van Montreal ziet echter niet op meerdere vestigingen.
Prejudiciële vragen: Ten eerste. Moet artikel 3, lid 1, van verordening (EG) nr. 2027/97 aldus worden uitgelegd dat de aansprakelijkheid van een luchtvervoerder van de Gemeenschap met betrekking tot het vervoer van passagiers en hun bagage wordt beheerst door artikel 33 van het Verdrag van Montreal, ook voor het vervoer binnen een lidstaat van de Unie?
Ten tweede. Kan artikel 33, lid 1, van het Verdrag van Montreal aldus worden uitgelegd dat de plaats waar de vervoerder een vestiging heeft, door de zorg waarvan de luchtvervoersovereenkomst is gesloten, het duurzaam hoofdverblijf van de passagier kan zijn, wanneer de overeenkomst online is gesloten?
Ten derde. Moet artikel 33, lid 1, van het Verdrag van Montreal aldus worden uitgelegd dat de plaats waar de vervoerder een vestiging heeft, door de zorg waarvan de luchtvervoersovereenkomst is gesloten, verwijst naar de plaats waar het luchtvervoer hoofdzakelijk wordt verstrekt en niet naar de plaats waar de bijkomende diensten zijn geboekt die aanleiding geven tot de aansprakelijkheid van de vervoerder, indien deze laatste plaats anders is?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-213/18; C-258/16; C-526/23.
Specifiek beleidsterrein: IenW; JenV