C-889/24 Delve 2 

Contentverzamelaar

C-889/24 Delve 2 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     24 februari 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     10 april 2025

Trefwoorden: antidumping, douaneaangiften 

Onderwerp:  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191 van de Commissie van 16 februari 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China: artikel 1, lid 3.

Feiten: Het Letse bedrijf ‘SIA DELVE’  deed douaneaangiften voor de invoer van ijzeren of stalen sluitringen uit China, met facturen zonder opgave van de fabrikant. De goederen werden belast met een antidumpingrecht van 86,5%. SIA DELVE 2 vroeg om verlaging van dit recht naar 39,6% voor producent Jiashan Xiaohai Metal Products Factory, ondersteund door met terugwerkende kracht aangepaste facturen. De Letse belastingdienst weigerde dit verzoek wegens onjuiste informatie en gebrek aan bewijs over de werkelijke producent. Een tweede verzoek werd eveneens afgewezen, ondanks formeel correcte facturen, omdat overtuigend bewijs van productie ontbrak. SIA DELVE 2 vraagt nu om correctie van de aangiften, terugbetaling en verrekening met toekomstige rechten.

Overweging: Artikel 1, lid 3, van verordening 2022/191 stelt dat de toepassing van een individueel antidumpingrecht afhankelijk is van een geldige factuur met een specifieke verklaring, zonder een exact moment voor overlegging te bepalen. De vraag is of een factuur die na de douaneaangifte met terugwerkende kracht wordt opgesteld, voldoende kan zijn voor een lager recht. Hoewel correcties achteraf volgens het douanewetboek mogelijk zijn, bestaat het risico dat dit de bestrijding van fraude ondermijnt en de rechtszekerheid aantast. Het Hof wordt gevraagd te verduidelijken of zo’n achteraf overgelegde factuur op zichzelf als basis voor een individueel antidumpingrecht kan dienen.

Prejudiciële vragen:
Vraag 1. Moet artikel 1, lid 3, van uitvoeringsverordening (EU) 2022/191 van de Commissie van 16 februari 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, in de omstandigheden van het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat een importeur, met het oog op de instelling van een definitief antidumpingrecht, na de indiening van de douaneaangifte een geldige factuur mag overleggen die achteraf is opgesteld?

Vraag 2. Moet artikel 1, lid 3, van uitvoeringsverordening (EU) 2022/191 van de Commissie van 16 februari 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, gelezen in samenhang met overweging 607 ervan, aldus worden uitgelegd dat de overlegging van een geldige factuur mogelijkerwijs op zichzelf niet kan dienen als grondslag voor de toepassing van een individueel recht?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Arrest Hof van 8 juni 2023, SC Zes Zollner Electronic SRL/Direcţia Reģională Vamală Cluj – Biroul Vamal de Frontieră Aeroport Cluj–Napoca.

Specifiek beleidsterrein: FIN