C-902/24 Herchoski

Contentverzamelaar

C-902/24 Herchoski

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     25 februari 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     11 april 2025

Trefwoorden: oneerlijke bedingen, nietigheid hypothecaire kredietovereenkomst, verrekening

Onderwerp:  Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten: artikel 6, lid 1 en artikel 7, lid 1.

Feiten: 
De nationale procedure betreft een geschil over de nietigverklaring van een overeenkomst met oneerlijke bedingen. Kredietnemers vorderen nietigverklaring van hun hypotheek en teruggave van reeds betaalde bedragen. Zij stellen dat de overeenkomst oneerlijke bedingen bevat, met name in verband met de wisselkoersomrekening van Poolse zloty naar Zwitserse frank. De bank heeft de vordering betwist maar vordert tegelijkertijd terugbetaling van het volledige bedrag van de lening en verrekening van haar vordering met de claim van de consumenten. De Poolse rechter meent dat de overeenkomst nietig is vanwege oneerlijke bedingen, maar twijfelt over de gevolgen van de nietigverklaring en met name de vraag of de bank een exceptie van verrekening mag inroepen.

Overweging: 
Op grond van nationaal recht heeft elke partij een autonoom recht om onverschuldigde prestatie van de andere partij terug te vorderen. Volgens de Poolse tweesporentheorie kunnen zowel de consument als de bank onafhankelijk van elkaar vorderingen instellen bij een nietig verklaarde overeenkomst. De rechter kan deze niet ambtshalve verrekenen, maar een bank kan wel een exceptie van verrekening inroepen, zoals in deze zaak is gebeurd.

De rechter twijfelt of de exceptie van verrekening de rechten van de consument onder Richtlijn 93/13 beperkt. Het Hof van Justitie heeft eerder geoordeeld dat een oneerlijk beding nietig moet worden verklaard zonder de consument te benadelen (C-28/22, Getin Noble en C-424/22 Santander Bank Polska). Verrekening zou de bank indirect alsnog voordelen kunnen geven. 

De bank stelt enerzijds dat de overeenkomst geldig is, maar anderzijds gebruikt zij een exceptie van verrekening die alleen mogelijk is als de overeenkomst nietig is. Dit kan, volgens de verwijzende rechter, in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel van EU-recht.

Volgens Pools recht moet een schuld "onverwijld" worden betaald na een aanmaning, wat meestal 14 dagen betekent. De rechter vraagt zich af of dit realistisch is voor een consument die plotseling het volledige hypotheekbedrag moet terugbetalen.

Als de exceptie van verrekening wordt geaccepteerd, wordt een deel van de vordering van de consument afgewezen, waardoor hij in de proceskosten wordt betrokken. Dit kan consumenten ontmoedigen om hun rechten onder Richtlijn 93/13 uit te oefenen, wat mogelijk strijdig is met het doeltreffendheidsbeginsel.

Prejudiciële vraag:
Moeten artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten en de beginselen van doeltreffendheid, gelijkwaardigheid, evenredigheid en rechtszekerheid in de context van nietigheid van de gehele hypothecaire kredietovereenkomst op grond dat deze na schrapping van de oneerlijke bedingen niet kan voortbestaan, aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een uitlegging door een rechter van het nationale recht op grond waarvan: 

1. de bank in het kader van een door een consument tegen een bank ingestelde vordering tot terugbetaling van de tegenwaarde van de krediettermijnen met vrucht een exceptie van verrekening van haar vordering tot terugbetaling van de tegenwaarde van de hoofdsom van het krediet met de vordering van de consument kan inroepen; 

2. de bank deze exceptie van verrekening ook subsidiair kan inroepen, terwijl zij in het geding in wezen stelt dat de kredietovereenkomst geldig is en geen oneerlijke bedingen bevat; 

3. de bank de consument kan verzoeken om terugbetaling van de tegenwaarde van de ter uitvoering van de nietige overeenkomst uitbetaalde hoofdsom van het krediet (waardoor deze vordering van de bank opeisbaar wordt), terwijl de bank in wezen in het proces stelt dat de kredietovereenkomst geldig is en geen oneerlijke bedingen bevat; 

4. de bank de consument een termijn van twee weken kan stellen om de tegenwaarde van de volledige hoofdsom van het krediet terug te betalen (waardoor de vordering van de bank tot terugbetaling van de tegenwaarde van de volledige hoofdsom van het krediet opeisbaar wordt); 

5. een deel van de proceskosten ten laste van de consument wordt gebracht, voor zover de vordering tot betaling naar aanleiding van de toewijzing van de door de bank ingeroepen exceptie van verrekening is afgewezen?


Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Hof van Justitie van 14 december 2023, Getin Noble Bank, C-28/22, EU:C:2023:992, punt 87; beschikking van het Hof van Justitie van 8 mei 2024, Santander Bank Polska, C-424/22, punt 38.

Specifiek beleidsterrein: EZ; JenV