C-938/19 Energieversorgungscenter Dresden-Wilschdorf
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 24 februari 2020 Schriftelijke opmerkingen: 10 april 2020
Trefwoorden : emissierechten, koelmachines, broeikasgassen, hulpinrichtingen
Onderwerp :
• Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad.
• Besluit 2011/278/EU van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad.
• Besluit 2010/2/EU van de Commissie van 24 december 2009 tot vaststelling, overeenkomstig richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad, van een lijst van bedrijfstakken en deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico.
• Besluit 2014/746/EU van de Commissie van 27 oktober 2014 tot vaststelling, overeenkomstig richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad, van een lijst van bedrijfstakken en deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico, voor de periode 2015-2019.
• Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad.
• Guidance Document n° 3 on the harmonised free allocation methodology for the EU ETS post 2012, Data collection guidance, (richtsnoer nr. 3 betreffende de geharmoniseerde methode voor kosteloze toewijzing van emissierechten voor de EU ETS na 2012, richtsnoer voor het verzamelen van gegevens) van 29 juni 2011.
• Guidance Document n° 5 on the harmonised free allocation methodology for the EU ETS post 2020, Guidance on Monitoring and Reporting in Relation to the Free Allocation Rules, (richtsnoer nr. 5 betreffende de geharmoniseerde methode voor kosteloze toewijzing van emissierechten voor de ETS na 2012, richtsnoer voor monitoring en rapportering in verband met de regels voor kosteloze toewijzing) van 22 februari 2019.
Feiten:
Verzoekster exploiteert in Dresden een energiecentrale (EVC I) die onder de regeling voor de emissiehandel (ETS) valt en uitsluitend de halfgeleiderinstallatie van Globalfoundries (GF), welke onderneming geen onderdeel van verzoekster is, bevoorraadt. De energiecentrale bestaat uit negen gasmotoren en twee hulpstoomketels. Daarnaast horen als hulpinrichting bij de installatie nog in totaal zes absorptiekoelmachines (AKM), die warmte in koeling omzetten. De koelmachines vallen als hulpinrichting van EVC I onder de krachtens de Duitse wet ter bescherming tegen schadelijke milieueffecten (Bundesimmissionsschutzgesetz) voor de installatie verleende vergunning, omdat de werking ervan gepaard gaat met geluidsimmissie. Zij stoten echter geen broeikasgassen uit. In de installatie van verzoekster worden onder meer heet water van 80 °C en warm water van 32 °C geproduceerd. Het warme water van 32 °C ontstaat door het gebruik van de afvalwarmte van de AKM en door gebruikmaking van de warmte die in de koelkringloop van GF naar de AKM terugstroomt. Op 19-01-2012 heeft verzoekster verweerster verzocht om toewijzing van emissierechten. De Duitse autoriteit voor handel in emissierechten (DEHSt) heeft verzoekster in totaal 78 267 rechten toegewezen. Zij heeft de toekenning van de „CO2-weglekstatus voor wat betreft de hoeveelheden warmte die niet direct deel uitmaken van het aan de klant geleverde warme water, afgewezen. Als motivering werd aangevoerd dat de restwarmte nodig is voor het aandrijfsysteem van de AKM in verzoeksters installatie. De daarin geproduceerde koeling is geen product dat is blootgesteld aan een weglekrisico. In haar daartegen ingestelde beroep vraagt verzoekster om toewijzing van nog eens 121 013 rechten. Verzoekster is van mening dat de koelmachines geen onder de ETS vallende onderdeel zijn van haar installatie, zodat de hoeveelheid warmte die door GF in de koelmachines wordt (terug)gevoerd bij de toewijzing niet in mindering mag worden gebracht. Volgens de definitie in § 2, lid 2, van de Duitse wet betreffende de handel in broeikasgasemissierechten (TEHG) vallen onder de werkingssfeer van die wet enkel hulpinrichtingen die van belang kunnen zijn voor het ontstaan van broeikasgassen. Ten onrechte strekt § 2, lid 4, eerste zin, TEHG de werkingssfeer van de handel in emissierechten ook uit tot hulpinrichtingen die geen broeikasgassen uitstoten. Anders dan verweerster stelt, wordt de warmte die vanuit de koelkringlopen wordt geïmporteerd niet naar EVC I teruggeleid. Verweerster voert aan dat verzoeksters koelmachines als onderdeel van EVC I moeten worden beschouwd. De vergunning krachtens het Bundesimmussionsgesetz legt de grenzen van de installatie bindend vast. Binnen het kader van § 2, lid 4, TEHG, waar direct aan deze vergunning wordt aangeknoopt, is het niet van belang of de subinstallatie voor het ontstaan van emissies verantwoordelijk kan zijn.
Overweging:
De verwijzende rechter is van oordeel dat, gelet op de rechtspraak van het Hof, de vraag rijst of de uitbreiding van de verplichting tot handel in broeikasgasemissierechten tot hulpinrichtingen die geen broeikasgassen uitstoten, verenigbaar is met richtlijn 2003/87. Indien het antwoord op deze vraag tot gevolg heeft dat de koelmachines subinstallaties van verzoeksters onder de ETS vallende installatie zijn, is er volgens de verwijzende rechter alleen bij het product warm water van 32 °C sprake van import van warmte uit de niet onder de ETS vallende installatie van GF. Het door de Commissie ter beschikking gestelde template ter berekening van de voor toewijzing in aanmerking komende hoeveelheid warmte dan wel verbruik van warmte bevat geen invulveld voor de door verzoeksters gevraagde afzonderlijke bepaling van het aandeel van de uit een niet onder de ETS vallende installatie geïmporteerde warmte voor slechts één (afzonderlijke) warmtestroom. Verzoekster levert onder meer koeling uit de AKM aan de niet onder de ETS vallende installatie van GF, die halfgeleiders produceert. In besluiten 2010/2 en 2014/746 wordt de productie van halfgeleiders in de in dit geding relevante derde handelsperiode geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico. De vraag rijst of met artikel 6, lid 1, derde alinea, van besluit 2011/278 verenigbaar is dat de koeling die door de AKM wordt geleverd voor de productie van halfgeleiders geen privileges geniet als product met een CO2-weglekrisico, omdat in verzoeksters installatie warmte als netto warmtestroom in de koelkringloop wordt geïmporteerd door het exporteren van koeling en het terugstromen van opgewarmd water van GF.
Prejudiciële vragen:
1) Moet artikel 2, lid 1, van richtlijn 2003/87/EG aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een regeling als bedoeld in § 2, lid 4, eerste volzin, van het Treibhausgas-Emissionshandelsgesetz (Duitse wet betreffende de handel in broeikasgasemissierechten; hierna: „TEHG 2011”) op grond waarvan een installatie, waarvoor krachtens het Bundesimmissionsschutzgesetz (Duitse wet ter bescherming tegen schadelijke milieueffecten) een vergunning is verleend, ook onder de regeling voor de handel in emissierechten valt, wanneer deze vergunning tevens geldt voor hulpinrichtingen die geen broeikasgassen uitstoten?
2) Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:
Volgt uit de criteria voor de berekening van het gecorrigeerde aandeel („corrected eligibility ratio”) van warmte die is geïmporteerd uit installaties die niet onder de regeling voor de emissiehandel vallen, welke criteria zijn vastgelegd in het door de Europese Commissie uitgewerkte template en bindend zijn voor de lidstaten, dat dit aandeel moet worden toegepast op de totale warmte die is opgewekt door de installatie die onder de regeling voor de emissiehandel valt, ook wanneer de geïmporteerde warmte eenduidig afkomstig is van één van meerdere identificeerbare en afzonderlijk bepaalde warmtestromen en/of het warmteverbruik binnen de installatie?
3) Moet artikel 6, lid 1, derde alinea, van besluit 2011/278/EU van de Commissie aldus worden uitgelegd dat het relevante warmteproces van de warmtebenchmark-subinstallatie in dienst staat van een bedrijfstak of deeltak die, zoals bepaald bij besluit 2010/2/EU van de Commissie, wordt geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico, wanneer deze warmte wordt gebruikt voor de productie van koeling en die koeling wordt verbruikt door een niet onder de regeling voor de emissiehandel vallende installatie in een bedrijfstak of deeltak die is blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico?
Is het voor de toepasbaarheid van artikel 6, lid 1, derde alinea, van besluit 2011/278/EU van de Commissie relevant of de koeling binnen de grenzen van de onder de regeling voor de emissiehandel vallende installatie wordt geproduceerd?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Elektriciteits Produktiemaatschappij Zuid-Nederland (C-158/15), Trinseo Deutschland (C-577/16),
Specifiek beleidsterrein: EZK