C-95/14 UNIC et UNI CO PEL
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 24 april 2014 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 10 mei 2014 Schriftelijke opmerkingen: 10 juni 2014 Trefwoorden: etikettering (staat van oorsprong); douanewetboek. consumentenbescherming
Onderwerp - VWEU artikel 34, 35, 36 (verbod op kwantitatieve beperkingen tussen lidstaten) - Richtlijn 94/11 94/11/EG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de etikettering - Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie
Verzoeksters zijn respectievelijk een ondernemersvereniging in de leerlooiersbranche (UNIC) en een consumentenorganisatie (UNICOPEL). Zij eisen een gebruiksverbod tegen de drie verweersters FS Retail, Luna, en Gatsby, die in ITA ten onrechte schoeisel zouden verkopen. Verweersters zouden op de binnenzool de generieke ITA benaming “(vera) pelle”) vermelden zonder verder een land van oorsprong te noemen. Dit wekt ten onrechte de indruk dat ITA de oorsprong van het product is, veroorzaakt oneerlijke mededinging, en is misleidend voor consumenten. Tijdens de procedure blijkt dat een deel van het schoeisel in China wordt vervaardigd, hetgeen is vermeld op een plastic etiket op de buitenzool. Maar verzoeksters stellen dat dit niet voldoet aan de ITA regelgeving inzake oorsprongsbenaming.
De verwijzende ITA rechter besluit vragen aan het HvJEU voor te leggen. Mocht het Hof oordelen dat de nationale regeling die het recht op het gebruik van de ITA benaming „pelle” of „vera pelle” afhankelijk stelt van de vermelding van het land van oorsprong, enkel als een maatregel van gelijke werking (kwantitatieve beperking) moet worden aangemerkt in gevallen waarin het leder rechtmatig in andere EULS is bewerkt of verhandeld, dan kunnen de vorderingen van verzoeksters slechts gedeeltelijk worden toegewezen, en wel slechts voor zover zij betrekking hebben op het in het geding aan de orde zijnde schoeisel waarvoor leder is gebruikt dat in niet-EULS is gelooid. De volgende vragen luiden als volgt: 1) Staan de artikelen 34, 35 en 36 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bij een juiste uitlegging in de weg aan de toepassing van artikel 3, lid 2, van nationale wet nr. 8 van 14 januari 2013 – volgens hetwelk de staat van oorsprong dient te worden vermeld op de etikettering van producten die zijn verkregen door bewerking in derde landen en zijn voorzien van de Italiaanse term „pelle” - op producten vervaardigd uit leder dat in andere lidstaten van de Europese Unie rechtmatig is bewerkt of verhandeld, omdat deze nationale wet moet worden aangemerkt als een bij artikel 30 van het Verdrag [bedoeld is vermoedelijk artikel 34 VWEU] verboden maatregel van gelijke werking en niet uit hoofde van artikel 36 Verdrag gerechtvaardigd is? 2) Staan de artikelen 34, 35 en 36 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bij een juiste uitlegging in de weg aan de toepassing van artikel 3, lid 2, van nationale wet nr. 8 van 14 januari 2013 – volgens hetwelk de staat van oorsprong dient te worden vermeld op de etikettering van producten die zijn verkregen door bewerking in derde landen en zijn voorzien van de Italiaanse term „pelle” – op producten vervaardigd uit leder dat is verkregen door bewerking in niet-lidstaten van de Europese Unie en niet reeds rechtmatig in de Unie in de handel is gebracht, omdat deze nationale wet moet worden aangemerkt als een bij artikel 30 van het Verdrag [bedoeld is vermoedelijk artikel 34 VWEU] verboden maatregel van gelijke werking en niet uit hoofde van artikel 36 Verdrag gerechtvaardigd is? 3) Staan de artikelen 3 en 5 van richtlijn 94/11/EG bij een juiste uitlegging in de weg aan de toepassing van artikel 3, lid 2, van nationale wet nr. 8 van 14 januari 2013 – volgens hetwelk de staat van oorsprong dient te worden vermeld op de etikettering van producten die zijn verkregen door bewerking in derde landen en die zijn voorzien van de Italiaanse term „pelle” – op producten vervaardigd uit leder dat in andere lidstaten van de Europese Unie rechtmatig is bewerkt of verhandeld? 4) Staan de artikelen 3 en 5 van richtlijn 94/11/EG bij een juiste uitlegging in de weg aan de toepassing van artikel 3, lid 2, van nationale wet nr. 8 van 14 januari 2013, volgens hetwelk de staat van oorsprong dient te worden vermeld op de etikettering van producten vervaardigd uit leder dat is verkregen door bewerking in niet-lidstaten van de Europese Unie en niet reeds rechtmatig in de Unie in de handel is gebracht? 5) Staat artikel 60 van verordening (EU) nr. 952 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie bij een juiste uitlegging in de weg aan de toepassing van artikel 3, lid 2, van nationale wet nr. 8 van 14 januari 2013 – volgens hetwelk de staat van oorsprong dient te worden vermeld op de etikettering van producten die zijn verkregen door bewerking in derde landen en zijn voorzien van de Italiaanse term „pelle” – op producten vervaardigd uit leder dat is verkregen door bewerking in andere lidstaten van de Europese Unie of niet reeds rechtmatig in de Unie in de handel is gebracht? 6) Staat artikel 60 van verordening (EU) nr. 952 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie bij een juiste uitlegging in de weg aan de toepassing van artikel 3, lid 2, van nationale wet nr. 8 van 14 januari 2013 – volgens hetwelk de staat van oorsprong dient te worden vermeld op de etikettering van producten die zijn verkregen door bewerking in derde landen en die zijn voorzien van de Italiaanse term „pelle” – producten vervaardigd uit leder dat is verkregen door bewerking in niet-lidstaten van de Europese Unie en niet reeds rechtmatig in de Unie in de handel is gebracht?
Specifiek beleidsterrein: EZ, mede FIN