C-96/15 Saint Louis Sucre

Contentverzamelaar

C-96/15 Saint Louis Sucre

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijizngsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   15 april 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   1 mei 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   1 juni 2015
Trefwoorden: gemeenschappelijke marktordening (GMO) suiker

Onderwerp
- Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (Pb L 178, blz. 1);
- Verordening (EG) nr. 318/2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker

Verzoekster is suikerproducent en valt onder de GMO suiker. De productieheffingen maken deel uit van de eigen middelen van de EU en worden in FRA geïnd door de douaneAut. Deze zaak is een vervolg op de gevoegde zaken C-5/06, C-23/06 t/m C-36/06 Jülich e.a. en Saint Louis Sucre (arrest 08-05-2008). Verzoekster meent daarin dat zij voor seizoen 2005/2006 teveel aan heffingen heeft afgedragen. In december 2008 is zij een bezwaarprocedure gestart. Het bezwaar wordt in september 2009 afgewezen. Zij start dan een procedure en vraagt om voorlegging aan het HvJEU van uitlegvragen over diverse relevante Verordeningen. Zie verder arrest in de genoemde zaken. De gewraakte Vo. is vervolgens door de EURCIE gerectificeerd. De nationale zaak is van de rol gehaald in afwachting van arrest over geldigheid van Vo. 1193/2009. Ook die Vo. is door het HvJEU ongeldig verklaard (zie C-113/10 Zuckerfabrik Jülich, gevoegd met C-147/10 en C-234/10); er is een nieuwe Vo. vastgesteld (1360/2013). Hierop is verzoekster een opnieuw een zaak gestart waarbij zij wijst op Vo. 318/2006 waarmee de sinds 1986 geldende regeling inzake productieheffingen is opgeheven. De nieuwe GMO voorziet (zoals oorspronkelijk bedoeld) niet langer in productieheffingen ter zelffinanciering van de uitvoer, zodat een deel van de heffingen niet is gebruikt voor financiering van de uitvoer, maar de Gemeenschap heeft verrijkt. Zij acht haar verzoek om terugbetaling dan ook (nog steeds) gegrond en verzoekt alsnog om voorlegging van vragen aan het HvJEU.
De verwijzende FRA rechter (Tribunal de grande instance de Nanterre) besluit het verzoek van verzoekster te honoreren omdat het HvJEU bij uitsluiting bevoegd is om over de geldigheid van de EU-regelgeving te oordelen. De vragen luiden als volgt:
1° Moeten artikel 15, leden 2 en 8, van verordening nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001, toegepast in het licht van de overwegingen 9 en 11 ervan en van de arresten Zuckerfabrik Jülich I en II, en de algemene communautaire beginselen van verbod van ongerechtvaardigde verrijking, evenredigheid en vrijheid van ondernemen, aldus worden uitgelegd dat een suikerproducent aanspraak kan maken op terugbetaling van de productieheffingen die zijn betaald voor de hoeveelheden quotumsuiker die op 30 juni 2006 nog waren opgeslagen, aangezien de regeling inzake productieheffingen niet na die datum is verlengd bij verordening nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006?
2°a Indien de vorige prejudiciële vraag bevestigend wordt beantwoord: Moet het bedrag van de aan de producenten terug te betalen heffingen enkel worden gebaseerd op de suikerhoeveelheden die op 30 juni 2006 waren opgeslagen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Gevoegde zaken C-5/06, C-23/06 t/m C-36/06 Jülich e.a. en Saint Louis Sucre
Specifiek beleidsterrein: EZ mede FIN

Gerelateerde documenten