C-98/15 Espadas Recio
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 24 april 2015 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 10 mei 2015 Schriftelijke opmerkingen: 10 juni 2015 Trefwoorden: arbeidstijd (raamovereenkomst deeltijdarbeid); werkloosheidsuitkering; (in)directe discriminatie (geslacht, sociale zekerheid) Onderwerp - Richtlijn 79/7/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid; - Richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid
Verzoekster María Begoña Espadas Recio is sinds december 1999 als schoonmaakster in deeltijd werkzaam voor een aantal elkaar opvolgende schoonmaakbedrijven (werktijd: 2,5 uur op maandag, woensdag en donderdag, en een werkdag van 4 uur op de eerste vrijdag van iedere maand). Wegens onbetaald blijven van loon is het dienstverband met de laatste werkgever per 29-07-2013 beëindigd. Zij vraagt dan een werkloosheidsuitkering. De uitkerende instantie (Servicio Público de Empleo Estatal = SPEE, verweerster) kent haar een uitkering toe maar verzoekster is het niet eens met de berekening van het aantal dagen (120) dat zij de uitkering zal ontvangen, zij meent recht te hebben op 720 dagen. Op haar bezwaar wordt het aantal verhoogd naar 420. In de SPA regelgeving is de duur van de uitkering afhankelijk van het aantal premiedagen in de zes jaar voorafgaand aan de werkloosheid. Het staat vast dat verzoekster over de laatste zes jaar de volledige premie heeft betaald. Verweerster telt echter alleen de in die periode gewerkte dagen. In een herzien besluit wordt wel het bedrag per dag (ongevraagd) verhoogd maar het aantal blijft staan. Verzoekster stelt in de procedure dat zij door deze berekening dubbel wordt gestraft: wel premie betalen over alle (ook niet-werk-)dagen maar slechts uitkering ontvangen over werkdagen. Dat is in strijd met het evenredigheidsbeginsel en levert (in)directe discriminatie op grond van geslacht op aangezien deeltijdwerkers in hoofdzaak vrouw zijn. Verweerster houdt vast aan haar standpunt dat verzoekster alleen recht heeft op uitkering naar daadwerkelijk gewerkte dag, ook al gaat het om deeltijdwerk.
De verwijzende SPA rechter (Juzgado de lo Social n° 33 de Barcelona) constateert dat het nadeel voor verzoekster ontstaat door de ‘verticale’ opbouw van haar werktijd (ongeveer drie dagen per week) en dat een dergelijk probleem niet voorkomt bij ‘horizontale’ opbouw (1,75 uur per dag gedurende vijf dagen per week). Dan zou zij zonder meer recht hebben op de maximale uitkeringsperiode van 720 dagen. Hij refereert aan arrest C-395/08 (Bruno) met betrekking tot ouderdomspensioenen in het ITA socialezekerheidsstelsel. Indien RL 97/81 niet op de werkloosheidsuitkering van toepassing zou worden geacht, is in artikel 4, lid 1, van RL 79/7 bepaald dat iedere vorm van discriminatie op grond van geslacht is uitgesloten. De verwijzende rechter is het met verzoekster eens dat sprake is van indirecte discriminatie op grond van geslacht. Hij acht verwijzing naar het HvJEU noodzakelijk, mede met het oog op de uitspraak van het HvJEU in C-176/12 over het zoveel mogelijk in acht nemen van bewoordingen en doelstelling van richtlijnen; de tot dusver door nationale rechters gewezen vonnissen waarbij is getracht de SPA regeling te corrigeren zijn door het SPA Hooggerechtshof alle vernietigd. De vragen luiden als volgt: 1.- Moet de rechtspraak van het Hof in het arrest van 10 juni 2010, Bruno e.a., C-395/08, aldus worden uitgelegd, dat clausule 4 van de raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, gehecht aan richtlijn 97/81/EG betreffende de raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, van toepassing is op een op premie- of bijdragebetaling berustende werkloosheidsuitkering als die van artikel 210 van de Spaanse Ley General de Seguridad Social (algemene wet op de sociale zekerheid), die uitsluitend wordt gefinancierd uit de premies en bijdragen die worden betaald door de werknemer en de ondernemingen waarmee deze een dienstverband heeft gehad, op basis van de tijdvakken van arbeid waarvoor premies zijn betaald in de zes jaar voorafgaand aan de wettelijke situatie van werkloosheid? 2.- Indien het antwoord op de vorige vraag bevestigend luidt, moet volgens de rechtspraak van het reeds aangehaalde arrest Bruno e.a. clausule 4 van de raamovereenkomst aldus worden uitgelegd, dat deze zich verzet tegen een nationale regeling die, zoals het geval is bij artikel 3, lid 4, van Real Decreto 625/1985 van 2 april 1985 (uitvoeringsbepalingen inzake werkloosheidsuitkeringen), waarnaar in regel 4 van lid 1 van de zevende aanvullende bepaling van de Ley General de Seguridad Social wordt verwezen, in het geval van „verticale” deeltijdarbeid (arbeid gedurende slechts drie dagen per week) bij de berekening van de duur van de werkloosheidsuitkering geen rekening houdt met de niet-gewerkte dagen, ondanks dat daarvoor premie is betaald, met de daaruit resulterende verlaging van de duur van de toegekende uitkering? 3.- Moet het verbod van directe of indirecte discriminatie op grond van geslacht van artikel 4 van richtlijn 79/7 [aldus worden uitgelegd], dat dit een verbod inhoudt van of zich verzet tegen een nationale regeling die, zoals het geval is bij artikel 3, lid 4, van [Real Decreto 625/1985], in het geval van „verticale” deeltijdarbeid (arbeid gedurende slechts drie dagen per week) bij de berekening van de premiedagen geen rekening houdt met de niet-gewerkte dagen, met de daaruit resulterende verlaging van de duur van de werkloosheidsuitkering? Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-395/08 Bruno; C-385/11 Elbal Moreno; C-176/12 Association de médiation sociale Specifiek beleidsterrein: SZW