EU-Gerecht spreekt zich voor het eerst uit over financiële gevolgen vermeende onregelmatigheden jegens voormalig ERK lid
Contentverzamelaar
EU-Gerecht spreekt zich voor het eerst uit over financiële gevolgen vermeende onregelmatigheden jegens voormalig ERK lid
Nieuwsbericht | 11-09-2024
Het gaat om het arrest van het Gerecht van 11 september 2024 in zaak T-386/19 (CQ - Europese Rekenkamer).
Achtergrond
CQ heeft in
zijn hoedanigheid als lid van de Europese Rekenkamer diverse
onkosten vergoed gekregen en een dienstauto en een chauffeur
ter beschikking gesteld gekregen.
Naar aanleiding van door de Rekenkamer verkregen informatie over verschillende ernstige onregelmatigheden die aan dat lid werden toegeschreven, en die ertoe hadden geleid dat mogelijk onverschuldigde uitgaven ten laste van de EU-begroting waren gebracht, werd het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) op de hoogte gebracht.
Na onderzoek concludeerde OLAF dat er sprake was geweest van een aantal gevallen van misbruik van de middelen van de Rekenkamer in het kader van activiteiten die geen verband hielden met de taken van CQ, dat er vertrouwelijke informatie was doorgegeven en dat er sprake was geweest van belangenverstrengeling.
Na het
onderzoek van OLAF nam de Europese Rekenkamer een besluit
waarin een financiële vordering op CQ werd vastgesteld en de
terugvordering van dat bedrag werd gelast. CQ heeft het door
de Rekenkamer gevorderde bedrag betaald, maar heeft
tegelijkertijd bij het Gerecht van de Europese Unie beroep
tot nietigverklaring van dat besluit ingesteld en vergoeding
gevorderd van de immateriële schade die hij stelt te hebben
geleden.
CQ betoogt dat de Rekenkamer zijn loopbaan en
reputatie heeft geschaad door haar opeenvolgende
mededelingen over het bestaan en de conclusies van het
verslag van OLAF, op een moment waarop hij zelf geen toegang
had tot dat verslag of tot enig voorlopig verslag van de
president van de Rekenkamer.
EU-Gerecht
In het arrest van 11 september stelt het Gerecht vast
dat het onderzoek van OLAF niet onregelmatig was en dat het
besluit van de Rekenkamer om bepaalde bedragen terug te
vorderen voldoende gemotiveerd en grotendeels gegrond
was.
Wat de gegrondheid van het terugvorderingsbesluit
betreft, concludeert het Gerecht dat ondanks het feit dat er
vijf jaar is verstreken tussen de feiten en de vaststelling
dat er sprake was van een financiële vordering, de meeste
vorderingen niet waren verjaard, aangezien de Rekenkamer
deze vorderingen pas kon vaststellen nadat het onderzoek van
OLAF was afgerond.
Het Gerecht bevestigt ook dat een
aanzienlijk deel van de bijeenkomsten van CQ met politici
geen verband hield met zijn taken als lid van de Rekenkamer,
en is derhalve van oordeel dat de in verband met deze
bijeenkomsten gemaakte kosten onregelmatig waren. Het
Gerecht verklaart het terugvorderingsbesluit echter nietig,
omdat het enerzijds van oordeel is dat een zeer beperkt
aantal vorderingen is verjaard en anderzijds bepaalde kosten
voor dienstreizen en vertegenwoordiging, alsmede de kosten
in verband met de chauffeur rechtmatig zijn. Bijgevolg moet
de Rekenkamer CQ het bedrag van 19 254,20 euro terugbetalen,
vermeerderd met vertragingsrente tegen een tarief van 3,5
procent vanaf 7 juni 2019 tot de volledige betaling door de
Rekenkamer.
Het Gerecht wijst de vordering tot vergoeding van de immateriële schade die CQ stelt te hebben geleden af. Volgens het Gerecht heeft CQ niet aangetoond dat de gestelde schade het rechtstreekse gevolg was van een aan de Rekenkamer toe te rekenen handeling, zodat niet is voldaan aan een van de voorwaarden voor niet-contractuele aansprakelijkheid van de Europese Unie, namelijk de onrechtmatigheid van de aan de EU-instelling verweten gedraging. Opdat de Europese Unie niet-contractueel aansprakelijk kan worden gesteld op grond van artikel 340, tweede alinea, EU-Werkingsverdrag, moet volgens het Gerecht aan een reeks cumulatieve voorwaarden zijn voldaan, namelijk dat de aan de EU-instelling verweten gedraging onrechtmatig is, dat daadwerkelijk schade is geleden en dat er een causaal verband bestaat tussen de gedraging van die instelling en de ingeroepen schade.
Meer informatie:
Persbericht
Curia
ECER-EU-essentieel:
Instellingen en overige organen – Europese Rekenkamer
ECER-dossier:
Aansprakelijkheid van de Unie