EU-Hof: een lidstaat is niet verplicht de door een andere lidstaat toegekende vluchtelingenstatus automatisch te erkennen
Nieuwsbericht | 24-06-2024
Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 18 juni 2024 in de zaak C-753/22, Bundesrepublik Deutschland.
Achtergrond
Een Syrische vrouw is in Griekenland als vluchteling erkend en heeft opnieuw om internationale bescherming verzocht in Duitsland. Zij kan niet terugkeren naar Griekenland, omdat zij daar volgens de Duitse rechter een ernstig risico zou lopen op een onmenselijke of vernederende behandeling. Duitsland wees het verzoek om toekenning van de vluchtelingenstatus af. Wel verleende Duitsland haar subsidiaire bescherming.
De Duitse verwijzende rechter vraagt het EU-Hof of de bevoegde autoriteit in een dergelijke situatie gehouden is een verzoeker de vluchtelingenstatus te verlenen op de enkele grond dat die status hem reeds door die andere lidstaat is toegekend, dan wel of zij dat verzoek zelfstandig opnieuw ten gronde kan behandelen.
EU-Hof
Het EU-Hof oordeelt dat Duitsland niet verplicht is om het Griekse besluit automatisch te erkennen, maar dat mag wel. Omdat Duitsland het verzoek niet kan afwijzen vanwege het ernstig risico dat de verzoekster in Griekenland onmenselijk of vernederend zal worden behandeld, is Duitsland verplicht de voorwaarden voor toekenning van de vluchtelingenstatus opnieuw individueel, volledig en op basis van de actuele stand van zaken te onderzoeken. In dit kader moet Duitsland ten volle rekening houden met de eerder door Griekenland genomen beslissing. Daartoe wisselen beide betrokken lidstaten zo spoedig mogelijk informatie met elkaar uit.
Meer informatie: