EU-Hof: Europese Commissie bevoegd om aan te wijzen wie internationale overeenkomsten van de EU ondertekent

Contentverzamelaar

EU-Hof: Europese Commissie bevoegd om aan te wijzen wie internationale overeenkomsten van de EU ondertekent

De bevoegdheid van de Raad om een besluit te nemen over de ondertekening van een internationale overeenkomst van de EU betreft een beleidsbepalend besluit in de zin van het EU-Verdrag. De aanwijzing van de persoon die tot daadwerkelijke ondertekening overgaat is volgens het EU-Hof echter geen beleidsbepalend besluit in die zin en moet gezien worden als een externe vertegenwoordigingshandeling van de EU in de zin van het EU-Verdrag. Vandaar dat de Europese Commissie bevoegd is om de persoon aan te wijzen die een internationale overeenkomst van de EU ondertekent. Dat is de uitspraak van het EU-Hof in een door de Europese Commissie ingesteld beroep om nietigverklaring van een Raadsbesluit betreffende de ondertekening, namens de EU, van een partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Gabon.

Het gaat om het arrest van 9 april 2024 van het EU-Hof in zaak C-551/21 (Commissie versus Raad (ondertekening internationale akkoorden).

Achtergrond

Op aanbeveling van de Europese Commissie heeft de Raad haar op 22 oktober 2015 gemachtigd om namens de Europese Unie onderhandelingen met de Republiek Gabon te openen met het oog op de verlenging van het uitvoeringsprotocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Gabon voor de periode 2021‑2026.

Na deze onderhandelingen hebben de onderhandelaars op 10 februari 2021 het nieuwe uitvoeringsprotocol bij deze overeenkomst (hierna: „protocol”) geparafeerd.

Op 19 mei 2021 heeft de Commissie haar voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het uitvoeringsprotocol (2021‑2026) bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Republiek Gabon en de Europese Gemeenschap (COM(2021) 246 final) bekendgemaakt.

In artikel 2 van het voorstel voor het besluit was opgenomen dat het secretariaat-generaal van de Raad het volmachtinstrument opstelt dat de persoon die daartoe door de Commissie is aangewezen, machtiging verleent het protocol, onder voorbehoud van de sluiting ervan, te ondertekenen.

Op 28 juni 2021 heeft de Raad besluit (EU) 2021/1117 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het uitvoeringsprotocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Republiek Gabon en de Europese Gemeenschap (2021‑2026) (PB 2021, L 242, blz. 3) vastgesteld. Dit besluit bevat de volgende vier artikelen:

Artikel 1
De ondertekening, namens de Unie, van het uitvoeringsprotocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Republiek Gabon en de Europese Gemeenschap (2021‑2026) [...] wordt goedgekeurd, onder voorbehoud van de sluiting van dat protocol.

Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) het protocol namens de Unie te ondertekenen.

Artikel 3
Het protocol wordt voorlopig toegepast met ingang van de datum van de ondertekening ervan, in afwachting van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding ervan vereiste procedures.

Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.”

Op 28 juni 2021 heeft de voorzitter van de Raad de permanente vertegenwoordiger van de Portugese Republiek bij de Europese Unie aangewezen als de persoon die bevoegd is het protocol namens de Unie te ondertekenen. Portugal was op dat moment de lidstaat die het roulerend voorzitterschap van de Raad bekleedde. Op 29 juni 2021 heeft die permanente vertegenwoordiger het protocol namens de Unie ondertekend. Op 30 juni 2021 zijn de Commissie en de lidstaten bij document ST 10307/21 van het secretariaat-generaal van de Raad in kennis gesteld van deze ondertekening en van de voorlopige toepassing van het protocol vanaf 29 juni 2021.

Op 7 september 2021 heeft de Europese Commissie beroep ingesteld bij het EU-Hof en de nietigverklaring gevorderd (krachtens artikel 263 EU-Werkingsverdrag) van artikel 2 van besluit (EU) 2021/1117 van de Raad van 28 juni 2021, en van de aanwijzing door de Raad van de Europese Unie, vertegenwoordigd door zijn voorzitter, van de permanente vertegenwoordiger van de Portugese Republiek bij de Europese Unie als de persoon die gemachtigd is dit protocol te ondertekenen.

EU-Hof
In deze zaak doet het EU-Hof uitspraak over de vraag welke instelling bevoegd is om de persoon aan te wijzen die namens de EU een internationale overeenkomst van de EU ondertekent. In de praktijk deed de Raad dit standaard. Het EU-Hof is het echter met de Europese Commissie eens dat de Commissie hiertoe bevoegd is.

In deze zaak stond niet ter discussie dat de Raad, op grond van artikel 218, lid 5 EU-Werkingsverdrag, bevoegd is om een besluit te nemen over de ondertekening van een internationale overeenkomst van de EU. Volgens het EU-Hof is een dergelijk besluit van de Raad d á t een internationale overeenkomst ondertekend mag worden een beleidsbepalend besluit in de zin van artikel 16, lid 1 EU-Verdrag.

De aanwijzing van de persoon die tot daadwerkelijke ondertekening overgaat is volgens het EU-Hof echter geen beleidsbepalend besluit in de zin van dit laatste artikel. Het moet gezien worden als een externe vertegenwoordigingshandeling van de EU in de zin van artikel 17, lid 1 EU-Verdrag. Vandaar dat de Commissie bevoegd is om de persoon aan te wijzen die een internationale overeenkomst van de EU ondertekent (en is de Hoge Vertegenwoordiger dat als de overeenkomst ziet op het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid), behalve wanneer in de EU-Verdragen anders is bepaald. Een consistente praktijk van de EU instellingen kan volgens het EU-Hof de Verdragsregels niet wijzigen.

De Europese Commissie had het Raadsbesluit tot ondertekening van het uitvoeringsprotocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen Gabon en de EU aangegrepen om dit beroep in te stellen. Het EU- Hof vernietigt in deze uitspraak van 9 april 2024 artikel 2 van dit Raadsbesluit, waarmee de Raad de voorzitter van de Raad had gemachtigd om de persoon aan te wijzen die bevoegd is om het protocol namens de Unie te ondertekenen. Met het oog op de rechtszekerheid laat het EU-Hof de gevolgen van artikel 2 van het Raadsbesluit, en van de aanwijzing, op basis van deze bepaling, van de permanente vertegenwoordiger van Portugal bij de EU als persoon die gemachtigd is het uitvoeringsprotocol te ondertekenen, wel in stand.  

Meer informatie:
ECER-dossier: Externe betrekkingen
ECER-EU-essentieel: Soorten besluiten