Externe betrekkingen
De Europese Unie is op verschillende terreinen bevoegd tot extern optreden. De EU-verdragen beogen een zo coherent mogelijk extern optreden te verzekeren. Dit komt met name tot uitdrukking in artikel 3, lid 5, artikel 21 en artikel 22 van het EU-verdrag. Toch zijn de externe bevoegdheden van de EU soms lastig af te bakenen. Bij het externe optreden van de Europese Unie (met name overeenkomsten met internationale organisaties en met derde-landen) ontstaat regelmatig de vraag over welke onderwerpen Nederland zelf bevoegd is en voor welke onderwerpen de Europese Unie (mede) bevoegd is.
Dergelijke vragen kunnen niet alleen rijzen op het moment van totstandkoming van internationaal beleid (bij het onderhandelen), maar ook bij de voorbereiding (meestal in Brussel) en bij de tenuitvoerlegging van internationaal beleid.
In dit dossier wordt het algemene juridische kader geschetst waarbinnen de externe betrekkingen van de EU gestalte krijgen. Daarbij wordt ingegaan op de verschillende typen bevoegdheden: zo kan een externe bevoegdheid impliciet of expliciet, exclusief of gemengd zijn. Ook wordt het sluiten van verdragen in nader detail bekeken.
Dit dossier bestaat uit de volgende onderdelen:
- Expliciete en impliciete externe bevoegdheden van de EU;
- Exclusieve en gemengde externe bevoegdheden van de EU;
- Het sluiten van verdragen met derde landen en internationale organisaties;
- Een overzicht van relevante links en belangrijke adviezen en arresten van het Hof van Justitie over externe bevoegdheden.
Het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) heeft een aparte status binnen het extern beleid van de EU. Hiervoor is een apart deel ingericht op de ECER-website.