EU-Hof: forfaitaire dagvergoedingen ter compensatie van bepaalde onkosten die werknemers wegens hun beroepsmatige verplaatsingen maken zijn een element van hun beloning

Contentverzamelaar

EU-Hof: forfaitaire dagvergoedingen ter compensatie van bepaalde onkosten die werknemers wegens hun beroepsmatige verplaatsingen maken zijn een element van hun beloning

De dagvergoedingen vormen een door de werkgever aan de betrokken werknemers uit hoofde van hun dienstbetrekking toegekend voordeel en vallen daarmee onder het begrip ‘beloning’ zoals omschreven in de EU-richtlijn gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep. Dergelijke dagvergoedingen vallen niet onder het begrip ‘arbeidsvoorwaarden’. Dat is het antwoord van het EU-Hof op prejudiciële vragen van een Spaanse rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 4 oktober 2024 in de zaak C-314/23, Air Nostrum e.a.

Achtergrond

Het gaat in deze zaak om een geding tussen een vakbond die cabinepersoneel vertegenwoordigt en een luchtvaartmaatschappij, betreffende een vordering tot gedeeltelijke nietigverklaring van de collectieve overeenkomst die van toepassing is op het cabinepersoneel van die luchtvaartmaatschappij.

De Spaanse verwijzende rechter, waarbij het geding aanhangig is, heeft vastgesteld dat het cabinepersoneel van de luchtvaartmaatschappij overwegend uit vrouwelijke werknemers bestaat en dat de piloten overwegend mannelijk zijn. Daarnaast heeft die rechter vastgesteld dat de forfaitaire dagvergoedingen die aan de leden van het cabinepersoneel worden betaald voor bepaalde onkosten die zij maken in het kader van de uitvoering van de werkzaamheden waarin hun arbeidsovereenkomst voorziet, aanzienlijk lager zijn dan de forfaitaire dagvergoedingen die voor dezelfde onkosten aan de piloten worden betaald. Dit verschil is het gevolg van het feit dat er verschillende collectieve arbeidsovereenkomsten van toepassing zijn op cabinepersoneel en piloten.

In die context heeft de Spaanse verwijzende rechter prejudiciële vragen aan het EU-Hof gesteld over de uitlegging van de EU-richtlijn gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (hierna: de richtlijn)

EU-Hof

Het EU-Hof oordeelt dat de in deze zaak aan de orde zijnde dagvergoedingen weliswaar niet worden betaald als tegenprestatie voor arbeid, maar dat dit niet wegneemt dat zij een door de werkgever aan de betrokken werknemers uit hoofde van hun dienstbetrekking toegekend voordeel vormen. Die dagvergoedingen vallen daarom onder het begrip ‘beloning zoals omschreven in artikel 2, lid 1, onder e), van de richtlijn, en niet onder de arbeidsvoorwaarden in de zin van artikel 14, lid 1, onder c), van die richtlijn.

Verder stelt het EU-Hof vast dat de verwijzende rechter het bestaan van een indirect verschil in behandeling op grond van geslacht afleidt uit het feit dat het cabinepersoneel grotendeels bestaat uit vrouwelijke werknemers en de piloten overwegend mannelijke werknemers zijn en voorts uit het feit dat de dagvergoedingen voor cabinepersoneel aanzienlijk lager zijn dan de dagvergoedingen voor piloten. Volgens het EU-Hof kan een dergelijk indirect verschil in behandeling niet worden gekwalificeerd als een geval van indirecte discriminatie op grond van geslacht in de zin van de richtlijn. Het is namelijk evident dat cabinepersoneel en piloten niet hetzelfde werk verrichten. Gelet op de vereiste opleiding om het beroep van piloot uit te oefenen en de aan dat beroep verbonden verantwoordelijkheid kan bovendien niet worden geoordeeld dat de waarde van het werk van piloten gelijk is aan de waarde van het werk van cabinepersoneel in de zin van artikel 4 van de richtlijn.

Meer informatie: