EU-Hof legt het begrip ‘gerechtvaardigd belang’ uit de AVG uit

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 4 oktober 2024 in de zaak C-621/22, Koninklijke Nederlandse Lawn Tennisbond.

Achtergrond

Het gaat in deze zaak om een geschil tussen de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennisbond (hierna: KNLTB), een vereniging bestaande uit aangesloten sportverenigingen en hun verenigingsleden, en de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP). In 2018 heeft de KNLTB verschillende persoonsgegevens van haar leden verstrekt aan twee van haar sponsoren, namelijk de Nederlandse Loterij Organisatie B.V. (hierna: NLO) en TennisDirect B.V. De sponsoren hebben deze persoonsgegevens gebruikt voor promotionele acties, namelijk voor het toesturen van flyers en voor een belactie. De KNLTB heeft hiervoor een vergoeding gekregen van de sponsoren.

De AP is van mening dat de KNLTB hiermee inbreuk heeft gemaakt op de AVG, omdat zij de persoonsgegevens heeft verstrekt zonder dat haar leden daarvoor toestemming hadden gegeven en zonder dat zij een rechtmatige grondslag had om die te verstrekken. Daarom heeft de AP KNLTB een boete opgelegd. De KNLTB heeft bij de Nederlandse verwijzende rechter beroep ingesteld tegen het boetebesluit.

Tijdens de procedure voor de verwijzende rechter ontstond discussie tussen KNLTB en de AP over de betekenis van het begrip ‘gerechtvaardigd belang’ uit artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f), van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en met name over de vraag of een commercieel belang, bestaande in de verkoop van persoonsgegevens van de leden van een tennisbond aan sponsoren met het oog op direct marketing, zonder dat die leden daarvoor toestemming hebben gegeven, kan worden aangemerkt als een gerechtvaardigd belang. De verwijzende rechter heeft prejudiciële vragen aan het EU-Hof gesteld over die bepaling.

EU-Hof

Het EU-Hof oordeelt dat een commercieel belang van de verwerkingsverantwoordelijke, zoals het belang van KNLTB in deze zaak, een gerechtvaardigd belang kan vormen, voor zover het niet in strijd is met de wet. Het is niet vereist dat een dergelijk belang bij wet wordt bepaald. Het staat aan de verwijzende rechter om van geval tot geval te beoordelen of een dergelijk belang bestaat, rekening houdend met het toepasselijke rechtskader en alle omstandigheden van de zaak.  

In relatie tot de noodzaak om dat belang te behartigen, stelt het EU-Hof wel vast dat het voor KNLTB mogelijk is om zijn leden in kennis te stellen van het verstrekken van hun persoonsgegevens en hun te vragen of zij wensen dat hun persoonsgegevens aan derden worden doorgegeven met het oog op reclame of marketing. Een dergelijke procedure sluit volgens het EU-Hof niet uit dat de KNLTB het aangevoerde gerechtvaardigde belang even doeltreffend kan nastreven.

Vervolgens oordeelt het EU-Hof dat de verwijzende rechter in het kader van de belangenafweging moet nagaan of het recht van leden van tennisverenigingen op bescherming van hun persoonlijke levenssfeer met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens die op hen betrekking hebben, zwaarder kan wegen dan het commerciële belang van een nationale tennisbond. Een passende verhouding tussen de betrokkenen (tennisspelers) en de verwerkingsverantwoordelijke (KNTLB) lijkt volgens het EU-Hof niet aanwezig wanneer persoonsgegevens worden verstrekt aan een aanbieder van kansspelen en casinospelen (zoals NLO), omdat dit de tennisspelers kan blootstellen aan de risico’s die verbonden zijn aan de ontwikkeling van een gokverslaving.

Meer informatie:

• ECER-dossier - Privacy