EU-Hof: sommige FIFA-regels inzake internationale transfers van beroepsvoetballers zijn in strijd met het Unierecht

Contentverzamelaar

EU-Hof: sommige FIFA-regels inzake internationale transfers van beroepsvoetballers zijn in strijd met het Unierecht

Deze regels belemmeren volgens het EU-Hof het vrije verkeer van spelers en de concurrentie tussen clubs. Dat is de uitspraak van het EU-Hof naar aanleiding van prejudiciële vragen van de Belgische rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 4 oktober 2024 in zaak C-650/22 (FIFA).

Achtergrond
Een voormalige beroepsvoetballer die in Frankrijk woont, vecht voor de Belgische rechter een aantal regels aan van de Fédération internationale de football association (FIFA), de organisatie die verantwoordelijk is voor de organisatie van en het toezicht op het voetbal op wereldniveau, met het argument dat deze regels zijn aanstelling bij een Belgische voetbalclub belemmeren. De regels in kwestie staan in de FIFA 'Regulations on the Status and Transfer of Players' (RSTP).

Deze regels, die worden toegepast door zowel de FIFA als de nationale voetbalbonden die lid zijn van de FIFA (zoals de Belgische bond (URBSFA)), zijn onder andere van toepassing in gevallen waarin een club van mening is dat een van zijn spelers zijn arbeidsovereenkomst zonder 'gegronde reden' heeft beëindigd voordat de normale looptijd van die overeenkomst is verstreken. In dat geval zijn de speler en elke club die hem in dienst wil nemen hoofdelijk aansprakelijk voor elke vergoeding die verschuldigd is aan de voormalige club. Bovendien kan de nieuwe club in bepaalde situaties worden onderworpen aan een sportieve sanctie die bestaat uit een verbod om gedurende een bepaalde periode nieuwe spelers in te schrijven. Ten slotte moet de nationale bond waartoe de voormalige club van de speler behoort, weigeren een internationaal transfercertificaat af te geven aan de bond waar de nieuwe club is ingeschreven, zolang een geschil tussen de voormalige club en de speler over de beëindiging van het contract hangende is.

Het Hof van Beroep te Bergen (België) vraagt het EU-Hof of deze verschillende regels verenigbaar zijn met het vrije verkeer van werknemers en het mededingingsrecht.

EU-Hof
Het EU-Hof oordeelt dat al deze regels in strijd zijn met het Unierecht.

In de eerste plaats belemmeren de betrokken regels het vrije verkeer van beroepsvoetballers die hun activiteit willen ontwikkelen door te gaan werken voor een nieuwe club die is gevestigd op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Unie. Deze regeling houdt voor deze spelers en de clubs die hen in dienst willen nemen, aanzienlijke juridische risico's, niet te voorziene en potentieel zeer grote financiële risico's en grote sportieve risico's in, die tezamen de internationale transfers van deze spelers kunnen belemmeren. Hoewel beperkingen van het vrije verkeer van beroepsspelers gerechtvaardigd kunnen zijn door dwingende redenen van algemeen belang, bestaande in het waarborgen van de regelmatigheid van interclubvoetbalcompetities, door het handhaven van een zekere stabiliteit in de spelersroosters van profvoetbalclubs, lijken de betrokken regels in casu, onder voorbehoud van toetsing door het Hof van Beroep te Bergen (België) op een aantal punten verder te gaan dan noodzakelijk is om dat doel te bereiken.

Wat in de tweede plaats het mededingingsrecht betreft, stelt het EU-Hof vast dat de betrokken regeling tot doel heeft de grensoverschrijdende mededinging te beperken en zelfs te verhinderen die alle in de Unie gevestigde clubs zouden kunnen voeren door eenzijdig spelers aan te werven die onder contract staan bij een andere club of spelers waarvan wordt gesteld dat de arbeidsovereenkomst zonder geldige reden is beëindigd. Dienaangaande herinnert het EU-Hof eraan dat de mogelijkheid om te concurreren door de aanwerving van opgeleide spelers een wezenlijke rol speelt in de sector van het beroepsvoetbal en dat een regeling die deze vorm van concurrentie algemeen beperkt door de verdeling van de werknemers over de werkgevers onwrikbaar vast te leggen en door de markten af te schermen, vergelijkbaar is met een no-poach overeenkomst. Het EU-Hof merkt voorts op dat, onder voorbehoud van controle door het Hof van Beroep te Bergen (België), deze regeling niet onmisbaar of noodzakelijk lijkt.

Meer informatie:
Persbericht Curia
ECER-dossier: Mededinging
ECER-dossier: Werknemers (vrij verkeer)