EU-Hof: toepassing van het woonlandbeginsel op export van een nabestaandenpensioen naar Algerije is verenigbaar met associatieregels EU-Algerije

Contentverzamelaar

EU-Hof: toepassing van het woonlandbeginsel op export van een nabestaandenpensioen naar Algerije is verenigbaar met associatieregels EU-Algerije

De Associatieovereenkomst tussen de EU en Algerije verzet zich niet tegen de aanpassing van de hoogte van een nabestaandenpensioen aan het kostenniveau in Algerije. Bij toepassing van dit zogenaamde ‘woonlandbeginsel’ moet het percentage dat voor de aanpassing van het bedrag wordt gebruikt wel op objectieve gegevens berusten. Dat is het antwoord van het EU-Hof op vragen van de Nederlandse Centrale Raad van Beroep.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 29 februari 2024 in de zaak C-549/22, Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank.

Achtergrond

Op grond van artikel 68, lid 4 van de Euromediterrane Associatieovereenkomst tussen de EU en Algerije (hierna: de associatieovereenkomst) mogen werknemers met de Algerijnse nationaliteit bepaalde pensioenen en renten uit de EU vrij overmaken naar Algerije, waaronder een nabestaandenpensioen. Die pensioenen en renten mogen worden overgemaakt tegen de koers die geldt krachtens de wetgeving van de lidstaat of de lidstaten die de desbetreffende bedragen moeten betalen.

Het gaat in deze zaak om een geschil tussen X en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). X woont in Algerije. Aangezien haar overleden echtgenoot in Nederland heeft gewerkt, ontvangt zij sinds 1999 een nabestaandenpensioen. In Nederland is in 2013 wetgeving in werking getreden op grond waarvan het woonlandbeginsel wordt toegepast op de export van een nabestaandenpensioen naar een land buiten de EU, de Europese Economische Ruimte (EER) en Zwitserland. Op grond van die wetgeving is het nabestaandenpensioen van X verlaagd, omdat de kosten van levensonderhoud in Algerije lager zijn dan in Nederland.

X heeft zich verzet tegen deze verlaging. Het geschil is uiteindelijk terechtgekomen bij de Nederlandse Centrale Raad van Beroep (hierna: de verwijzende rechter). De verwijzende rechter vraagt zich in de kern af of toepassing van het woonlandbeginsel verenigbaar is met de associatieregels tussen de EU en Algerije. Het EU-Hof vindt van wel.

EU-Hof

Het EU-Hof oordeelt allereerst dat artikel 68, lid 4 van de associatieovereenkomst rechtstreekse werking heeft, zodat personen op wie deze bepaling van toepassing is het recht hebben om zich er voor de rechterlijke instanties van de lidstaten rechtstreeks op te beroepen. Ook vindt het EU-Hof dat dit artikel van toepassing is op nabestaanden van een werknemer die hun nabestaandenpensioen willen exporteren naar Algerije maar zelf geen werknemer zijn en in Algerije wonen.

Verder oordeelt het EU-Hof dat artikel 68, lid 4 van de associatieovereenkomst zich er niet tegen verzet dat het bedrag van een nabestaandenpensioen wordt verlaagd omdat de uitkeringsgerechtigde in Algerije woont. De lidstaten beschikken namelijk over een beoordelingsmarge om regels vast te stellen voor de berekening van het bedrag van de in artikel 68, lid 4 van de associatieovereenkomsten bedoelde pensioenen en renten. Daarbij moeten zij de essentie van het recht op vrij overmaken van de uitkering wel eerbiedigen. Het is aan de verwijzende rechter om na te gaan of het percentage voor aanpassing van het bedrag op objectieve gegevens berust.

Meer informatie: