EU-Hof: verbeurdverklaring volledige opbrengst transactie waarvoor door beperkende maatregel tegen Rusland verbod op tussenhandeldiensten voor militaire uitrusting geldt is toegestaan
Nieuwsbericht | 18-09-2024
Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 10 september 2024 in zaak C-351/22 (Neves 77 Solutions).
Achtergrond Neves 77 Solutions SRL (Neves), een Roemeense luchtvaartonderneming, is als tussenpersoon opgetreden bij een transactie tussen een Oekraïense onderneming, SFTE Spetstechnoexport, en een Indiase onderneming voor de verkoop van 32 radiostations, waarvan er 20 in Rusland waren vervaardigd. De Roemeense autoriteiten hebben Neves in de zomer van 2019 meegedeeld dat de tussenhandelactiviteiten in verband met deze producten vielen onder het verbod om tussenhandeldiensten in verband met militaire uitrusting te verlenen aan een marktdeelnemer in Rusland, dat de Unie had ingevoerd als reactie op de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren.
Neves ontving echter kort daarna bijna 3 miljoen euro van SFTE Spetstechnoexport voor de verlening van tussenhandeldiensten. Dit heeft de Roemeense autoriteiten ertoe gebracht Neves een boete van 30 000 Roemeense leu (ongeveer 6 000 euro) op te leggen en het voor deze diensten ontvangen bedrag verbeurd te verklaren.
Een Roemeense rechter vraagt het EU-Hof of het verbod in kwestie van toepassing is wanneer de betrokken militaire uitrusting nooit in de Europese Unie is ingevoerd en of de nationale sancties voor de overtreding van dat verbod verenigbaar zijn met het recht op eigendom van de betrokken onderneming.
EU-Hof Om te beginnen bevestigt het EU-Hof dat het bevoegd is om een bepaling van algemene strekking van een GBVB-besluit uit te leggen die de grondslag vormt voor nationale sanctiemaatregelen die aan een onderneming worden opgelegd. De bevoegdheid van het EU-Hof om een uniforme uitleg van het Unierecht te geven, kan volgens het EU-Hof immers niet worden omzeild indien, zoals in dit geval, de betreffende beperkende maatregel van algemene strekking had moeten worden opgenomen in een verordening, ten aanzien waarvan het Hof hoe dan ook bevoegd is.
Ten gronde is het EU-Hof van oordeel dat het verbod om tussenhandeldiensten in verband met militaire uitrusting te verlenen aan een marktdeelnemer in Rusland ook geldt wanneer die producten nooit in een lidstaat zijn ingevoerd. Een dergelijk verbod zou immers gemakkelijk kunnen worden omzeild als het, om eraan te ontsnappen, zou volstaan om deze uitrusting te vervoeren zonder over het grondgebied van de Unie te gaan.
Het EU-Hof merkt tevens op dat het Unierecht toestaat dat alle bedragen die zijn ontvangen in verband met de verlening van tussenhandeldiensten met betrekking tot militaire uitrusting aan een marktdeelnemer in Rusland, automatisch worden verbeurdverklaard. Hoewel dit het eigendomsrecht van de leverancier op deze bedragen beperkt, is deze beperking volgens het Hof niettemin geschikt om de doeltreffendheid van het verbod te waarborgen en dus in beginsel evenredig aan de legitieme doelstellingen die de Unie nastreeft, te weten de bescherming van de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne.
Meer informatie: Persbericht Curia ECER-dossier : Externe betrekkingen ECER-dossier : Buitenlands en Veiligheidsbeleid