Inbreukenpakket juli 2024: Nederland betrokken bij zeven zaken

Contentverzamelaar

Inbreukenpakket juli 2024: Nederland betrokken bij zeven zaken

Uit het pakket blijkt dat de Europese Commissie Nederland heeft aangeschreven in (potentiële) inbreukzaken over de Kaderrichtlijn water, bescherming van de weidevogel grutto, over het behalen van de streefcijfers voor afvalinzameling en recycling, over naleving van EU-regels over de toegankelijkheid van producten en diensten voor personen met een handicap, over onvolledige omzetting van de richtlijn inzake kredietservicers en kredietkopers, over het niet uitbreiden van de Nederlandse regeling voor belastingvermindering tot buitenlandse beleggingsfondsen en over het naleven van de digitale dienstenverordening.

Kaderrichtlijn water
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door een aanmaningsbrief te sturen aan Nederland (INFR(2022)2161), Oostenrijk en Slovenië wegens niet-naleving van de kaderrichtlijn water (Richtlijn 2000/60/EG). Die richtlijn verplicht de lidstaten voor elk stroomgebiedsdistrict een maatregelenprogramma op te stellen om een goede toestand van Europese wateren, zoals rivieren en meren, te waarborgen. Deze maatregelen moeten worden opgenomen in stroomgebiedbeheerplannen, die om de zes jaar moeten worden opgesteld en aan de Commissie moeten worden gerapporteerd. Elk maatregelenprogramma moet basismaatregelen omvatten om verschillende soorten wateronttrekking, opstuwing, puntbronlozing, diffuse bronnen die verontreiniging kunnen veroorzaken en alle andere significante negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit te beheersen. De lidstaten zijn verplicht deze controles, waaronder de voor deze doeleinden verleende watervergunningen, periodiek te evalueren en bij te werken. Duurzaam waterbeheer is een kernelement van de Europese Green Deal. In Nederland kunnen vergunningen voor onttrekking van water of lozingen in water voor onbepaalde tijd worden verleend en is periodieke herziening niet vereist. Bovendien vindt er ook geen periodieke toetsing plaats wanneer vergunningen worden verleend op grond van algemene regels. Daarom stuurt de Commissie een aanmaningsbrief aan Nederland. Oostenrijk en Slovenië ontvingen ook een aanmaningsbrief voor hun gebrekkige uitvoering. De drie lidstaten hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten met redenen omklede adviezen te sturen.

Betere bescherming van de weidevogel grutto
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door een aanmaningsbrief te sturen aan Nederland (INFR(2024)4014) omdat Nederland niet voldoende maatregelen uit hoofde van de vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG) treft die nodig zijn om de grutto te beschermen. In de Europese Green Deal en de biodiversiteitsstrategie voor 2030 wordt benadrukt dat het van cruciaal belang is dat de EU het biodiversiteitsverlies een halt toeroept door de biodiversiteit te beschermen en te herstellen. De vogelrichtlijn is van essentieel belang om de biodiversiteit in stand te houden en de 500 natuurlijk in het wild levende vogelsoorten in de EU en hun habitats te beschermen. In Nederland neemt de stand van veel akker- en weidevogels al tientallen jaren gestaag af, voornamelijk als gevolg van habitatverlies en andere bedreigingen, zoals verstoring tijdens het broedseizoen. Met name vrijwillige regelingen, waaronder subsidies, hebben niet geholpen om de voortdurende achteruitgang van de grutto (een iconische weidevogel) aan te pakken. De autoriteiten moeten doeltreffendere maatregelen nemen, waaronder bijvoorbeeld de indeling en het beheer van gebieden waar deze vogel in grotere aantallen broedt. Dergelijke maatregelen zullen waarschijnlijk ook ten goede komen aan andere akker- en weidevogelsoorten, zoals de kievit en de scholekster, waarvan de populaties ook teruglopen. Daarom heeft de Commissie Nederland een aanmaningsbrief gestuurd, waarop Nederland nu binnen twee maanden kan antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

Behalen van de streefcijfers voor afvalinzameling en -recycling
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure te openen door een aanmaningsbrief te sturen aan België , Bulgarije , Tsjechië , Denemarken , Duitsland , Estland , Ierland , Griekenland , Spanje , Frankrijk , Kroatië , Italië , Cyprus , Letland , Litouwen , Luxemburg , Hongarije , Malta , Nederland (INFR(2024)2125), Oostenrijk , Polen , Portugal , Roemenië , Slovenië , Slowakije , Finland en Zweden omdat zij de streefcijfers voor afvalinzameling en -recycling niet hebben gehaald.
Uit de meest recente gegevens die door de lidstaten zijn gerapporteerd, blijkt dat geen enkele lidstaat heeft voldaan aan diverse afvalinzamelings- en recyclingdoelstellingen die in het kader van de huidige afvalwetgeving van de EU zijn vastgesteld. In de kaderrichtlijn afvalstoffen (Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/851) zijn juridisch bindende doelstellingen vastgesteld voor de voorbereiding voor hergebruik en recycling van stedelijk afval. Veel lidstaten (Nederland uitgezonderd) hebben voor 2020 het streefcijfer van 50 procent voorbereiding voor hergebruik en recycling van stedelijk afval (zoals papier, metaal, kunststof en glas) niet gehaald.
Tegelijkertijd is de richtlijn verpakking en verpakkingsafval (Richtlijn 94/62/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/852) van toepassing op alle verpakkingen die op de Europese markt worden gedistribueerd en alle daaruit voortvloeiende verpakkingsafval, ongeacht waar het wordt gebruikt. Op grond hiervan moest uiterlijk op 31 december 2008 tussen 55 en 80 procent van alle verpakkingsafval zijn gerecycled en zijn ook recyclingdoelstellingen voor verschillende materialen voor glas, papier en karton, metalen, kunststoffen en hout vastgesteld. Veel van deze streefcijfers zijn niet gehaald door de lidstaten. Bovendien vereist de richtlijn over afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (Richtlijn 2012/19/EU, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2024/884) de gescheiden inzameling en correcte verwerking van AEEA en worden streefcijfers vastgesteld voor de inzameling, terugwinning en recycling ervan. De meeste lidstaten hebben onvoldoende AEEA gescheiden ingezameld en hebben daarom het EU-streefcijfer niet gehaald. De lidstaten moeten meer doen om aan de verplichtingen te voldoen. De Commissie heeft alle 27 lidstaten aanmaningsbrieven gestuurd, waarna de landen twee maanden de tijd hebben om te reageren en de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten met redenen omklede adviezen te sturen.

Opnemen van de Europese toegankelijkheidswetgeving in nationale wetgeving
De Europese Commissie heeft besloten een met redenen omkleed advies te sturen naar Duitsland , Kroatië , Zweden en Slovenië , en een aanvullend met redenen omkleed advies naar Nederland (INFR(2022)0315) omdat zij de EU-regels over de toegankelijkheid van producten en diensten voor personen met een handicap (Richtlijn (EU) 2019/882) niet in hun nationale wetgeving hebben opgenomen. Deze lidstaten hebben tot dusver slechts gedeeltelijke omzettingsmaatregelen aan de Commissie meegedeeld. De Europese toegankelijkheidsrichtlijn schrijft voor dat belangrijke producten en diensten, zoals telefoons, computers, e-boeken, bankdiensten en elektronische communicatie, toegankelijk moeten zijn voor personen met een handicap. Hierdoor kunnen personen met een handicap beter actief deelnemen aan de samenleving, onder meer in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Ook hun zelfstandigheid en mobiliteitsmogelijkheden worden zo vergroot. Bedrijven en diensten moeten uiterlijk in 2025 aan een reeks gemeenschappelijke EU-toegankelijkheidseisen voldoen. In juli 2022 stuurde de Commissie een aanmaningsbrief aan 24 lidstaten en in april 2023 aan drie andere lidstaten, omdat zij de maatregelen tot volledige omzetting van de richtlijn niet hadden meegedeeld. In juli 2023 heeft de Commissie vijf lidstaten een met redenen omkleed advies gestuurd omdat zij nog steeds geen omzettingsmaatregelen hadden meegedeeld. Op 25 juli 2024 heeft de Commissie besloten Duitsland, Kroatië, Zweden en Slovenië een met redenen omkleed advies, en een aanvullend met redenen omkleed advies naar Nederland te sturen. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Doen zij dat niet, dan kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof aanhangig te maken.

Omzetting in nationaal recht van wijzigingen van de richtlijn inzake kredietservicers en kredietkopers
De Europese Commissie heeft een met redenen omkleed advies gestuurd aan België , Bulgarije , Spanje , Italië , Cyprus , Litouwen , Hongarije , Nederland (INFR(2024)0103), Oostenrijk , Polen , Portugal en Finland , wegens onvolledige omzetting van de richtlijn inzake kredietservicers en kredietkopers.

Het hoofddoel van Richtlijn 2021/2167 is kredietservicers en kredietkopers in staat te stellen in de hele EU te opereren, terwijl tegelijkertijd de rechten van kredietnemers worden beschermd. De richtlijn vereist bijvoorbeeld dat kredietkopers en kredietservicers te goeder trouw, eerlijk en professioneel met kredietnemers handelen en met hen communiceren op een wijze die geen intimidatie, dwang of ongepaste beïnvloeding inhoudt.

Daarom heeft de Commissie besloten een met redenen omkleed advies uit te brengen aan bovengenoemde 12 lidstaten, die nu twee maanden de tijd hebben om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Doen zij dat niet, dan kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof aanhangig te maken.

Regels inzake belastingheffing op beleggingsfondsen in overeenstemming brengen met het EU-recht
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door Ne derland een aanmaningsbrief (INFR(2024)4017) te sturen wegens het niet uitbreiden van de Nederlandse regeling voor belastingvermindering tot buitenlandse beleggingsfondsen, die vergelijkbaar zijn met de binnenlandse beleggingsfondsen. De Nederlandse wet voorziet in een vermindering van de dividendbelasting die beleggingsfondsen betalen over dividenden die zij ontvangen van vennootschappen waarin zij aandelen houden door de belasting te compenseren die is betaald door de Nederlandse ondernemingen die de dividenden uitkeert. Deze vermindering wordt toegekend op grond van de verschuldigde dividendbelasting (en soortgelijke buitenlandse belastingen). In tegenstelling tot Nederlandse beleggingsfondsen kunnen buitenlandse beleggingsfondsen de dividendbelasting die Nederlandse ondernemingen betalen over dividenden die zij aan buitenlandse beleggingsfondsen uitkeren en die deze laatste vervolgens aan hun eigen beleggers uitdelen, niet compenseren. Daarom maakt de Nederlandse regeling voor belastingvermindering het voor buitenlandse beleggingsfondsen minder aantrekkelijk om hun diensten aan Nederlandse beleggers te verlenen en te investeren in aandelen van in Nederland gevestigde ondernemingen. De Commissie is daarom van mening dat de regeling een beperking van het vrije verkeer van kapitaal inhoudt, wat in beginsel verboden is door artikel 63 van het EU-Werkingsverdrag en artikel 40 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER), omdat de Nederlandse regeling een verschil in behandeling creëert ten nadele van beleggingsfondsen van andere EU-lidstaten en EER-staten. Daarom stuurt de Commissie Nederland een aanmaningsbrief, waarna Nederland twee maanden de tijd heeft om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

Naleving van de EU-wet inzake digitale diensten
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door België , Spanje , Kroatië , Luxemburg , Nederland (INFR(2024)2163) en Zweden een aanmaningsbrief te sturen. Deze lidstaten hebben geen coördinatoren voor digitale diensten (DSC's, de bevoegde autoriteiten om de digitale dienstenverordening (DSA) uit te voeren) aangewezen, of hebben deze autoriteiten niet de machtiging gegeven om de door de verordening vereiste taken uit te voeren, of beide. De DSA heeft tot doel de onlineruimte veiliger te maken. De lidstaten hadden tot 17 februari 2024 de tijd om deze autoriteiten in het kader van de verordening aan te wijzen. De DSC's houden toezicht op de op hun grondgebied gevestigde onlinetussenpersonen (zoals onlineplatformen) en zijn het eerste aanspreekpunt voor burgers en bedrijven om klachten in verband daarmee op te lossen. De lidstaten hebben nu twee maanden tijd om de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten met redenen omklede adviezen te sturen.

Meer informatie:
Europese Commissie: Inbreukenpakket juli 2024
ECER-EU-essentieel: Inbreukprocedures
ECER-dossier: Klimaat en Milieu
ECER-dossier: Belastingen
ECER-dossier: Kapitaal (vrij verkeer)
ECER-dossier: Digitalisering
ECER-bericht: Europese Commissie stuurt Nederland aanmaningsbrieven vanwege het niet informeren over de omzetting van richtlijnen (25 juli 2022)