Kabinetsreactie op evaluatierapport over Nederlandse coördinatie van EU-standpuntbepalingsproces naar Tweede Kamer gestuurd
Contentverzamelaar
Kabinetsreactie op evaluatierapport over Nederlandse coördinatie van EU-standpuntbepalingsproces naar Tweede Kamer gestuurd
Nieuwsbericht | 11-02-2022
IOB-rapport
De
kabinetsreactie
van begin
februari 2022 gaat over het begin december 2021
gepubliceerde
rapport
'Tactisch en
praktisch. Naar een toekomstbestendige coördinatie van het
Nederlandse Europabeleid’ van de Directie Internationaal
Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) van het ministerie van
Buitenlandse Zaken (BZ). In dat rapport doet het IOB
aanbevelingen op basis van een onafhankelijke evaluatie over
de Nederlandse coördinatie van het
EU-standpuntbepalingsproces (periode 2015-2021).
De centrale vraag van deze evaluatie is: In hoeverre slaagt de Nederlandse EU-coördinatie erin tijdige, coherente, inclusief overeengekomen en flexibele standpunten te formuleren over EU-voorstellen? Wat zijn de verklarende factoren en aanbevelingen ter verbetering van het coördinatiesysteem?
Het kabinet stelt dat de IOB-evaluatie op een uitgelezen moment komt. De uitdagingen waar Nederland voor staat vragen om een sterke en slagvaardige Europese Unie. Het coalitieakkoord ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’ bevat de ambitie om een leidende rol te spelen om de EU slagvaardiger, economisch sterker, groener en veiliger te maken. Nederland wil een EU die bijdraagt aan de welvaart van de Nederlandse en Europese burger. Dit kan alleen met tijdige, goed gecoördineerde en werkbare standpunten. Het kabinet is daarom tevreden met de vaststelling van IOB dat ‘de Nederlandse EU-coördinatie in de dagelijkse praktijk functioneert als een geoliede machine om tijdig Nederlandse standpunten te formuleren op EU-voorstellen, waarmee Nederlandse onderhandelaars in Brussel in de Raadswerkgroepen, het Comité van Permanent Vertegenwoordigers (Coreper) en de (Europese) Raad plaatsnemen.’
Coördinatie EU-beleid
De
kabinetsreactie geeft aan dat de coördinatie van het
Nederlandse EU-beleid traditiegetrouw plaatsvindt onder de
verantwoordelijkheid van het ministerie van BZ. De
coördinatiestructuur heeft zich afgelopen jaren ontwikkeld
en aangepast. Het aantal beleidsterreinen waar de EU actief
is, is door verschillende Verdragswijzigingen erg gegroeid.
Onderwerpen zijn complexer en het aantal spelers in een Unie
van 27 lidstaten is vergroot. Op terreinen waar vroeger
nauwelijks Europees beleid werd gemaakt, zoals klimaat of
volksgezondheid, worden steeds vaker voorstellen gedaan met
grote gevolgen voor de Nederlandse maatschappij. Vrijwel
alle departementen houden zich tegenwoordig intensief bezig
met de EU. Ook de rol van het Europees Parlement als
medewetgever heeft op vrijwel alle beleidsterreinen aan
belang gewonnen en de Europese Raad, die sinds het Verdrag
van Lissabon (2009) een EU-instelling is, drukt een
belangrijke stempel op het EU-beleid. De EU is in wezen een
vierde bestuurslaag geworden en ook maatschappelijke- en
lobbyorganisaties, lagere overheden en bedrijven onderkennen
het belang van de EU en weten de weg naar Brussel.
Vroegtijdige beïnvloeding
Het kabinet
deelt de hoofdconclusie van het IOB, dat als Nederland een
meer prominente en proactieve rol wil spelen in de
post-Brexit Europese Unie, investeringen in strategie,
selectiviteit en kundigheid nodig zijn. Dit raakt het belang
van strategie en tijdigheid in het EU-proces. Wie afwacht
tot de Commissie met een voorstel komt, komt meestal te
laat, kan meestal nog maar marginaal aanpassen en moet hopen
in de onderhandelingen voldoende medestanders te vinden.
Daarom moet vroeg in het proces (nog voordat er een
EU-voorstel ligt) duidelijk zijn wat Nederland wil bereiken
en hoe het Europese krachtenveld is.
Het kabinet noemt het belang van vroegtijdig beïnvloeden van Europese actoren, het formuleren van standpunten en het vinden van medestanders. Bijvoorbeeld door gezamenlijke non-papers op te stellen, gesprekken aan te gaan, informatie te vergaren en te peilen hoe anderen problemen en uitdagingen zien. De Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de EU in Brussel, waar medewerkers van alle ministeries werkzaam zijn, speelt een belangrijke rol. Maar ook het netwerk van ambassades dat Nederland heeft in alle EU-hoofdsteden.
Een IOB-aanbeveling betreft de formulering van een politiek gedragen EU-strategie over wat Nederland specifiek wil met de EU – inclusief een prioriteitstelling – en hoe het dat precies wil bereiken. Het politiek-inhoudelijke gesprek over de te volgen strategie moet vroeg gevoerd. Maar ook prioriteitstelling en uitruilen van EU-dossiers vanuit het Nederlandse belang of vanwege politieke gevoeligheid in Den Haag/Brussel is van belang. De strategische richting in hoofdlijnen komt terug in het Coalitieakkoord. Maar ook de jaarlijkse Staat van de Europese Unie is een belangrijk richtinggevend instrument.
Het kabinet wil onder meer inzetten op het bereiken van het hoogste welvaartsniveau en concurrentievermogen in de hele EU, aanpassing van het sociale marktmodel aan de uitdagingen van deze tijd, actieve bijdragen aan groene en digitale transities, een groter geopolitiek handelingsvermogen voor de EU en open strategische autonomie en respect voor de Europese waarden, transparante besluitvorming en versterking van de democratische legitimiteit.
Deze kabinetsperiode wordt nog sterker ingezet op Europa. Dit vanuit het besef dat Nederland niet zonder de EU kan om tot oplossingen te komen op de in het Coalitieakkoord genoemde gebieden als klimaat, migratie, vrede en veiligheid, handel en het tegengaan van belastingontwijking. Er wordt opgetrokken met gelijkgezinde landen en waar nodig kopgroepen gevormd. Het Europese postennet wordt intensiever bij de beleidsvorming en onderhandelingen betrokken. Er wordt actief ingezet op meer Nederlanders bij EU-instellingen en detachering van Nederlanders op strategische functies.
Investeren
in kennis, EU-informatievoorziening en Europawet
Het kabinet
neemt de IOB aanbeveling om duurzaam te investeren in
ambtelijke EU-kennisopbouw over. Hoewel elk ministerie
verantwoordelijk is voor de kennisopbouw en -behoud van de
eigen ambtenaren, wordt in overleg met departementen gekeken
welke EU-kennis niet op de markt is en waar een gezamenlijke
aanpak kan helpen. Bijvoorbeeld door inzet van de Academie
Internationale Betrekkingen (AIB) dan wel de inzet van
kennisinstituten of marktpartijen. Doel is dat iedereen die
te maken heeft met de EU(-instellingen) minstens een
voldoende kennisniveau heeft. Ook vindt het kabinet het
terecht dat de IOB-evaluatie ingaat op benodigde extra
capaciteit voor het EU-coördinatieproces. Het groeiende
belang van de EU, de toegenomen complexiteit en aantal
actoren, toegenomen EU-wetgeving en informatiestromen zijn
slechts voor deels vertaald in extra capaciteit bij de
departementen. Het IOB-rapport besteedt ook specifieke
aandacht aan het capaciteitsvraagstuk in relatie tot de
Eerste en Tweede Kamer. Het kabinet wil zich met een
Europawet inspannen om besluitvorming in de EU transparanter
te maken voor burgers en nationale parlementen en om de
resultaten en toegevoegde waarde van EU-beleid zichtbaarder
te maken. Voorbereidingen en de gedachtewisseling met de
Kamer hierover vangen spoedig aan.
Het kabinet heeft belangstellend kennis genomen van twee uitgevoerde deelstudies: een kwantitatief onderzoek naar de uitvoering van de EU-informatieafspraken (periode 2016-2020) en een studie van de EU-coördinatie in de lidstaten Duitsland, Denemarken en Frankrijk en geleerde lessen voor Nederland daaruit. Het kabinet neemt de EU-informatievoorziening aan de Kamer serieus en de gedane aanbevelingen ter harte. De landenvergelijking biedt inzichten en voorbeelden ter inspiratie bij de uitwerking van de Europawet.
Hoe verder
Aan de
IOB-aanbevelingen om de huidige EU-coördinatiestructuur op
onderdelen verder te verbeteren zal, zoals in de
kabinetsreactie geschetst, verder opvolging worden gegeven.
Mede in dat kader vond ook op 2 februari een
rondetafelgesprek in de vaste Commissie voor Europese Zaken
over het IOB-rapport plaats in de Tweede Kamer (zie
hier
link naar
Debat gemist) en zal later in februari nog een debat
plaatsvinden. Op 10 februari vond daarnaast een
debat
in de Tweede
Kamer plaats over EU-informatievoorziening aan de Tweede Kamer.
Meer informatie:
Website
ministerie van
Buitenlandse zaken, directie IOB
Website
ECER algemeen
ECER-EU-essentieel
: Haags afstemmingsoverleg
ECER-EU-essentieel
: Openbaarheid