Signaleringsfiche C-502/20 TP tegen Instituut van de auto-experts
Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van Justitie van 2 september 2021 in zaak C-502/20 TP tegen Instituut van de auto-experts
Betrokken departementen
EZK, OCW, VWS
Sleutelwoorden
„Prejudiciële verwijzing – Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Erkenning van beroepskwalificaties – Richtlijn 2005/36/EG – Artikel 5, lid 2 – In een lidstaat gevestigde auto-expert die zich naar het grondgebied van de ontvangende lidstaat begeeft om er tijdelijk en incidenteel zijn beroep uit te oefenen – Weigering van de beroepsorganisatie van de ontvangende lidstaat, waar hij eerder was gevestigd, om hem in te schrijven in het register van tijdelijke en incidentele dienstverrichtingen – Begrip ‚tijdelijke en incidentele dienstverrichting’”
Beleidsrelevantie
Het Hof vergroot in deze zaak het toepassingsbereik van de richtlijn beroepskwalificaties, door te stellen dat titel II van deze richtlijn niet enkel van toepassing is op belemmeringen om redenen van beroepskwalificaties, zoals de tekst van artikel 5, eerste lid, van de richtlijn voorschrijft, maar ook op belemmeringen die enkel verband houden met beroepskwalificaties. In de onderhavige zaak bestaat namelijk geen geschil over de beroepskwalificaties van TP, maar enkel over het al dan niet moeten in schrijven in een register. Dit betekent dat bepaalde belemmeringen die aanvankelijk werden geacht onder de dienstenrichtlijn te vallen, door deze uitspraak binnen het toepassingsbereik van de richtlijn beroepskwalificaties zijn gebracht.
Dat is relevant omdat de richtlijn beroepskwalificaties een strakker regime hanteert dan de dienstenrichtlijn. Waar binnen de dienstenrichtlijn de mogelijkheid bestaat om belemmeringen op te werpen zolang deze non-discriminatoir, gerechtvaardigd en evenredig zijn, stelt artikel 5 van de richtlijn beroepskwalificaties simpelweg dat geen belemmeringen mogen bestaan ten aanzien van tijdelijke en incidentele dienstverrichters. De enige belemmeringen die in het leven mogen worden geroepen, zijn de belemmeringen die specifiek zijn opgenomen de richtlijn beroepskwalificaties, zoals in artikel 7 of in artikel 53 van de richtlijn. Met betrekking tot voorschriften die vallen onder de richtlijn beroepskwalificaties, bestaat dus aanzienlijk minder beleidsvrijheid dan wanneer voorschriften binnen de kaders van de dienstenrichtlijn kunnen worden opgesteld.
Als gevolg van dit arrest vallen alle voorschriften die zien op de markttoegang tot gereglementeerde beroepen van incidentele en tijdelijke dienstverrichters binnen het toepassingsbereik van de richtlijn beroepskwalificaties. In de praktijk houdt dit in dat met betrekking tot deze doelgroep geen belemmeringen inzake markttoegang kunnen bestaan, tenzij deze uitdrukkelijk zijn neergelegd in de richtlijn beroepskwalificaties.
Samenvatting
TP is gedurende vele jaren in België gevestigd geweest en heeft daar het beroep van auto-expert uitgeoefend. Op 28 januari 2014 is hij verhuisd naar het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg, waar hij datzelfde beroep uitoefent. Aangezien hij zijn diensten ook in België wilde blijven uitvoeren, is hem gevraagd zich in te schrijven in het register van het IAE. Inschrijving in dit register is vereist voor in België gevestigde auto-experts. Nu TP is verhuisd naar Luxemburg, is hij van mening dat hij op basis van tijdelijke en incidentele dienstverrichting in België aan de slag kan en heeft hij geweigerd zich in te schrijven in het register.
Het IAE heeft hem, als reactie op de weigering van TP, gedagvaard voor de tribunal de commerce du Hainaut teneinde hem te verbieden de titel van auto-expert te voeren en dit beroep uit te oefenen in België. TP heeft bij diezelfde rechter gevorderd automatisch ingeschreven te worden op de lijst van tijdelijke en incidentele dienstverrichters. Bij vonnis van 29 november 2017 is het IAE in het gelijk gesteld. Hiertegen heeft TP op 15 februari 2018 beroep ingesteld. Dit beroep is ontvankelijk verklaard en heeft geleid tot onderhavige prejudiciële procedure.
De verwijzende rechter heeft twee prejudiciële vragen gesteld. Allereest wenst de verwijzende rechter te achterhalen of het feit dat een dienstverrichter eerder in een lidstaat gevestigd is, maakt dat deze persoon in deze lidstaat niet op een later moment als tijdelijke en incidentele dienstverrichter diensten kan verrichten. Ten tweede vraagt de verwijzende rechter het Hof wanneer sprake is van een tijdelijke en incidentele activiteit.
Het Hof oordeelt allereerst dat de prejudiciële vragen dienen te worden beantwoord in het licht van artikel 5, tweede lid, van richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. Aangezien, aldus het Hof, de Dienstenrichtlijn niet van toepassing, dient de vraag of sprake is van tijdelijke en incidentele dienstverrichting te worden beoordeeld in het licht van artikel 56 VWEU. In dat kader stelt het Hof dat noch uit artikelen 56 en 57 VWEU noch uit de richtlijn beroepskwalificaties blijkt dat het enkele feit dat een beroepsbeoefenaar in het verleden over een vestiging in de ontvangende lidstaat beschikte, eraan in de weg staat dat op een later moment sprake is van tijdelijke en incidentele dienstverrichting in deze lidstaat.
Daarnaast stelt het Hof dat het feit dat diensten uitgevoerd in de ontvangende lidstaat van een in een andere lidstaat gevestigde beroepsbeoefenaar een zekere herhaling vertonen, niet af doet aan het feit dat zij in de ontvangende lidstaat worden aangemerkt als “tijdelijk en incidenteel” in de zin van de richtlijn beroepskwalificaties. Daarbij verduidelijkt het Hof verder dat het hebben van een zekere infrastructuur niet in de weg staat aan deze kwalificatie.
Als laatste brengt het Hof in herinnering dat op grond van artikel 6 van de richtlijn deze dienstverrichter is vrijgesteld van eisen zoals inschrijving en slechts onder voorwaarden een automatische tijdelijke inschrijving mogelijk is.
Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
Er zijn geen directe gevolgen voor de bestaande Nederlandse wet- en regelgeving en uitvoeringspraktijk. Desalniettemin is het wel mogelijk dat er momenteel voorschriften zijn die belemmeringen inzake markttoegang bevatten voor tijdelijke en incidentele dienstverrichters, die ten tijde van het opzetten ervan zijn gemotiveerd onder de Dienstenrichtlijn. Daarbij is het ook mogelijk dat een deel van deze voorschriften onder de richtlijn beroepskwalificaties niet in het leven had kunnen worden geroepen. Het zou kunnen dat dit in toekomstige procedures naar boven komt.
Voorbeelden van relevante bepalingen in de zin van dit arrest, zijn artikelen 27b en 27c van de Architectenwet. De voorschriften die hierin zijn opgenomen zijn alleen in lijn met de richtlijn beroepskwalificaties wanneer zij niet een andere of ruimere belemmering omvatten dan wat mogelijk is op basis van de bepalingen van de richtlijn. In dat kader is het advies aan de ministeries om er zorg voor te dragen dat alle voorschriften die een belemmering inzake markttoegang bevatten voor tijdelijke en incidentele dienstverrichters in lijn zijn met de richtlijn beroepskwalificaties.
Voorstel voor behandeling
De ICER-H stelt het fiche vast en zendt dit fiche met het arrest ter kennisgeving aan de leden van het IOWJZ. Indien nodig kan het fiche ter kennisneming aan hun Ministers worden doorgeleid. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk. Wel zal het fiche na vaststelling in de ICER-H worden gedeeld binnen de ICER-N, de interdepartementale werkgroep interne markt en het interdepartementale overleg inzake beroepskwalificaties.