T-184/25 Veronsaajien oikeudenvalvontayksikko
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 6 mei 2025 Schriftelijke opmerkingen: 22 juni 2025
Trefwoorden: btw, beheerdiensten, btw-vrijgestelde financiële diensten
Onderwerp: Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: artikel 135.
Deze zaak gaat over de btw-behandeling van beheersdiensten voor leningen die A Oy (onderdeel van een bankgroep) aan B Oy heeft verkocht. Hoewel A Oy deze leningen overdraagt aan B Oy, blijft zij het beheer uitvoeren. De centrale vraag is of deze beheerdiensten als btw-vrijgestelde financiële diensten kunnen worden beschouwd op grond van artikel 135, lid 1, onder b), c) of d) van de btw-richtlijn 2006/112.
Prejudiciële vragen: 1. Moet, indien een financiële onderneming de door haar aan een klant verstrekte kredieten aan een andere financiële instelling verkoopt en deze kredieten zelf tegen een vergoeding blijft beheren, nadat deze zijn verkocht, artikel 135, lid 1, onder b), van de btw-richtlijn, dat voorziet in de vrijstelling van het beheer van kredieten door degene die deze heeft verleend, aldus worden uitgelegd dat het ook van toepassing is op een situatie waarin de eerstgenoemde onderneming de door haarzelf verstrekte kredieten die zij aan die andere financiële instelling heeft verkocht, blijft beheren?
2. Moet, indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord en het beheer van kredieten door de eerste onderneming betrekking heeft op kredieten die als zekerheden voor een door een andere financiële instelling uitgegeven obligatie dienen: artikel 135, lid 1, onder c), van de btw-richtlijn, dat voorziet in de vrijstelling van het aangaan van borgtochten en andere zekerheids- en garantieverbintenissen, aldus worden uitgelegd dat het ook van toepassing is op een situatie waarin de eerstgenoemde onderneming kredieten beheert die dienen als zekerheid voor een door een andere financiële instelling uitgegeven obligatie?
3. Moet, indien de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord: artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn, dat voorziet in de vrijstelling van handelingen betreffende schuldvorderingen, aldus worden uitgelegd dat het ook van toepassing is op een situatie waarin de eerstgenoemde onderneming schuldvorderingen beheert die aan een andere financiële instelling zijn overgedragen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-801/19; C-607/14.
Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal