T-397/25 AenP Deco

Contentverzamelaar

T-397/25 AenP Deco

Prejudiciële hofzaak   

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     28 juli 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     14 september 2025

Trefwoorden: btw, handelhuurovereenkomst

Onderwerp: Richtlijn 2006/112 (btw-richtlijn): artikelen 1, 14, 19, 24, 29 en 184; VEU: artikel 4, lid 3; VWEU: artikelen 102 en 288, derde alinea.

‘A&P DECO NV’ droeg in 2012 haar tuincentrum over aan ‘WR Woestijnroos BV’. Het tuincentrum was gelokaliseerd in haar eigen gebouw. A&P heeft het tuincentrum verkocht, maar hield het gebouw zelf en verhuurde dat aan Woestijnroos. Eerder kon A&P btw aftrekken voor het gebouw omdat het voor haar bedrijf was. De belastingdienst eist nu herziening van de oorspronkelijk afgetrokken btw omdat verhuur van onroerend goed vrijgesteld is van btw. De Belgische rechter vraagt of de eerder afgetrokken btw moet worden herzien door de oorspronkelijke ondernemer, of dat deze verplichting overgaat naar de nieuwe eigenaar die het bedrijf heeft overgenomen. 

Prejudiciële vraag: 
Moeten de artikelen 14, 19, 24 en 29 evenals de artikelen 184 tot en met 190 van de btw-richtlijn 2006/112/EEG en het neutraliteitsbeginsel uit artikel 1, 2°, van dezelfde Richtlijn aldus worden uitgelegd dat ingeval het bezit van een onroerend goed ter beschikking wordt gesteld door een handelshuurovereenkomst naar aanleiding van de overdracht van de handelszaak, geen herziening moet gebeuren bij de overdrager van de handelszaak, tevens verhuurder van het onroerend goed, van de aftrek van de btw geheven van de verkrijging, oprichting, verbouwing of verbetering van de gedeelten van de bedrijfsgebouwen die aan de overnemer worden verhuurd en door de overnemer verder worden gebruikt voor het uitoefenen van de overgenomen belastbare activiteit?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-444/10; C-17/18.

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal