T-614/24 AROCO

Contentverzamelaar

T-614/24 AROCO

Prejudiciële hofzaak  

 
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    23 januari 2025
Schriftelijke opmerkingen:                    9 maart 2025

Trefwoorden: accijns, taalversies richtlijn

Onderwerp:  Richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken: artikel 27, lid 1, onder e).

Feiten:
Verzoekende partij is AROCO. AROCO is een Tsjechische handelsvennootschap die ethylalcohol gebruikt voor het produceren van aroma’s, kleurstoffen voor levensmiddelen en additieven voor zoetwaren. De ethylalcohol wordt verkocht in flacons met een inhoud van 20 ml. De nationale accijnswet staat een vrijstelling toe van deze producten, wanneer het aroma rechtstreeks is geleverd aan degene die het bij onttrekking aan de accijnsschorsingsregeling heeft verworven en het zelf heeft gebruik voor specifieke doeleinden, namelijk het aromatiseren van levensmiddelen en niet-alcoholhoudende dranken. AROCO heeft van deze accijnsvrijstelling gebruik gemaakt. De belastingdienst heeft op 25 mei 2021 in totaal 18 heffingsaanslagen vastgesteld, omdat AROCO de aroma’s niet alleen aan eindgebruikers had verkocht. 

Overweging:
Artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/82 stelt dat lidstaten accijnsvrijstelling verlenen voor bepaalde producten. Op grond van de Tsjechische taalversie van de richtlijn wordt de accijnsvrijstelling verleend voor producten die worden gebruikt voor de productie van aroma’s ter ‘vervaardiging’ van levensmiddelen en niet-alcoholhoudende dranken. Volgens de verwijzende rechter zorgt deze taalversie ervoor dat de vrijstelling afhankelijk wordt gesteld van het eindgebruik dat van de aroma’s wordt gemaakt, terwijl andere taalversies meer lijken aan te sluiten bij een betekenis die slechts uitgaat van de algemene bestemming van de aroma’s voor het gespecifieerde doel.

Prejudiciële vragen:
1. Is het verenigbaar met de verplichting van de lidstaten tot het verlenen van de vrijstelling als bedoeld in artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken dat de vrijstelling van aroma’s (ethylalcoholhoudende aroma’s van GN-code 330210) ervan afhangt dat deze aroma’s aantoonbaar zijn gebruikt voor de bereiding van levensmiddelen en niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol, en niet louter afhangt van de omstandigheid dat zij daarvoor bestemd zijn? 

2. Mag een lidstaat krachtens artikel 27, lid 1, van richtlijn 92/83 voorwaarden voor de toepassing van de accijnsvrijstelling vaststellen om de juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstelling te verzekeren en om fraude, ontwijking of misbruik te voorkomen, indien die voorwaarden impliceren dat de vrijstelling alleen in het kader van de onttrekking van de aroma’s aan de accijnsschorsingsregeling kan worden aangevraagd door de eerste persoon die deze heeft verworven en deze persoon de aroma’s aantoonbaar zelf heeft gebruikt voor de bereiding van levensmiddelen en niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol? 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-63/06 Profisa; C-332/21 Quadrant Amroq Beverages; C-567/17 Bene Factum.

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal

Gerelateerde documenten