T-657/24 Versaofast
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 18 februari 2025 Schriftelijke opmerkingen: 4 april 2025
Trefwoorden: btw-vrijstelling, kredietbemiddeling
Onderwerp: Richtlijn 2006/112 van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: artikel 135, lid 1.
Feiten: Verzoekende partij verleent intermediairsdiensten voor de kredietinstelling ‘Caixa Geral de Depósitos’ (hierna: CGD), en haar diensten bestaan uit het ter kennis brengen en toelichten van hypothecaire kredieten van de bank aan potentiële klanten. Verzoekende partij heeft in de reguliere belastingaangifte om teruggaaf van btw verzocht, waarna de belastingdienst een controle heeft uitgevoerd. Op basis van deze controle is vastgesteld dat verzoekende partij tussen de jaren 2019 en 2023 onterecht btw heeft afgetrokken, en de belastingdienst heeft daarna een aantal correcties opgesteld.
Overweging: Op grond van artikel 135, lid 1, onder b) van de btw-richtlijn verlenen lidstaten vrijstelling voor onder andere de verlening van kredieten en de bemiddeling inzake kredieten. De verwijzende rechter twijfelt over de betekenis en de draagwijdte van het begrip ‘bemiddeling inzake krediet’, en met name of de diensten van verzoekende partij (als tussenpersoon tussen kopers van hypothecaire leningen en CGD) onder deze definitie vallen, omdat verzoeker bijvoorbeeld niet bemiddelt over de voorwaarden van de transactie.
Prejudiciële vragen: 1) Is artikel 135, lid 1, onder b), van de btw-richtlijn, wat het begrip „bemiddeling inzake kredieten” betreft, van toepassing op diensten waarbij voor een kredietinstelling klanten voor hypothecaire leningen worden geworven door een belastingplichtige, die een verbonden kredietintermediair is die is opgericht en opereert overeenkomstig de wettelijke regeling inzake de toegang tot en de uitoefening van de activiteit van kredietintermediair, wanneer deze diensten cumulatief het volgende omvatten: a) het proactief zoeken naar potentiële klanten voor hypothecaire leningen via een netwerk voor vastgoedbemiddeling (REMAX); b) het beschikbaar stellen aan potentiële klanten van door de bank verstrekte prospectussen met financiële informatie over hypothecaire kredietproducten; c) het bijstaan van deze potentiële klanten bij het identificeren van de documentatie die nodig is om een kredietofferte aan te vragen, alsmede bij het samenstellen en controleren van die documentatie; d) het toezenden van de offerteaanvraag aan de bank; e) het ontvangen van de antwoorden van de bank; f) het opstellen van vergelijkende tabellen van de door verschillende banken aangeboden voorwaarden, en het organiseren van bijeenkomsten met potentiële klanten om de voorwaarden en essentiële aspecten van de financiering (zoals de spreads, het jaarlijkse kostenpercentage, de inspanningsratio) te analyseren en te verduidelijken; g) het mededelen van het besluit van de bank aan de potentiële klant, en h) een vergoedingsmodel op basis van een „success fee” (succesprovisie), waarbij de tegenprestatie alleen verschuldigd is wanneer er daadwerkelijk een kredietovereenkomst wordt gesloten en waarbij de hoogte van die tegenprestatie afhankelijk is van het volume aan afgesloten/bemiddelde kredieten?
2) Blijft de kwalificatie „bemiddeling inzake kredieten” ook van toepassing wanneer de intermediair niet bevoegd is om namens de bank te handelen en geen invloed heeft op de vaststelling van de in de prospectussen en kredietoffertes gepresenteerde voorwaarden, en het de potentiële kredietnemer vrijstaat om de financiering al dan niet aan te gaan en om te kiezen met welke instelling hij de overeenkomst zal sluiten?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-235/00 CSC Financial Services; C-453/05 ; C-89/23 Companhia União de Crédito Popular.
Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal