De begrotingsbeginselen

Begrotingsbeginselen

Op deze pagina:

Inleiding

Bij de opstelling en de uitvoering van de begroting moeten het eenheids, het begrotingswaarachtigheids- het jaarperiodiciteits-, het evenwichts-, het rekeneenheids-, het universaliteits-, het specialiteits- en het transparantiebeginsel in acht worden genomen. Daarnaast moet het beginsel van goed financieel beheer worden nageleefd (artikel 6 van verordening 2024/2509). Verordening 2018/1046 wordt ook wel het Financieel Reglement genoemd. 

Naar boven

Het eenheidsbeginsel

Het eenheidsbeginsel houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven in één document moeten worden opgenomen (artikel 310, lid 1, EU-Werkingsverdrag en artikel 7, lid 1 van verordening 2024/2509). Dit document is de jaarbegroting van de EU. In de jaarbegroting worden alle ontvangsten en uitgaven geraamd. Het gaat onder meer om de ontvangsten en uitgaven van de EU, Euratom en alle administratieve uitgaven die op het terrein van het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB) worden verricht (artikel 7, lid 1, onder a en b, verordening 2024/2509).

Naar boven

Het begrotingswaarachtigheidsbeginsel

De jaarbegroting bevat gesplitste kredieten, die aanleiding geven tot vastleggingskredieten en betalingskredieten, en niet-gesplitste kredieten. Vastleggingskredieten dekken in beginsel de totale kosten van de juridische verbintenissen die tijdens het begrotingsjaar worden aangegaan. Betalingskredieten dekken de betalingen die voortvloeien uit de uitvoering van de juridische verbintenissen die in het begrotingsjaar of voorgaande begrotingsjaren zijn aangegaan (artikel 7, leden 2 tot 4, Verordening 2024/2509). 

Naar boven

Het jaarperiodiciteitsbeginsel

Het jaarperiodiciteitsbeginsel bepaalt dat alle op de begroting opgenomen kredieten voor de duur van één begrotingsjaar zijn toegestaan (artikel 310, lid 2, EU-Werkingsverdrag). Het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december (artikel 313 EU-Werkingsverdrag en artikel 9, verordening 2024/2509). Vastgestelde kredieten die aan het einde van een begrotingsjaar niet zijn gebruikt worden in beginsel geannuleerd (artikel 12, lid 1, verordening 2024/2509). Onder bepaalde voorwaarden kunnen kredieten echter worden overgedragen naar het volgende begrotingsjaar (artikel 316, eerste alinea, EU-Werkingsverdrag). De overdracht van kredieten is mogelijk op grond van een overdrachtsbesluit van de EU-instelling die over het krediet mag beschikken, maar het is ook mogelijk dat kredieten automatisch worden overgedragen naar het volgende begrotingsjaar (artikel 12, leden 2 tot 4, verordening 2024/2509). 

Het kan ook voorkomen dat de jaarbegroting nog niet op 1 januari is vastgesteld. In een dergelijk geval is de procedure van artikel 315 EU-Werkingsverdrag van toepassing. Binnen de in artikel 16, lid 2 van verordening 2024/2509 bepaalde grenzen kunnen alvast vastleggingen en betalingen worden verricht. 

Naar boven

Het evenwichtsbeginsel

Het evenwichtsbeginsel bepaalt dat de ontvangsten en uitgaven (betalingskredieten) van de EU in evenwicht moeten zijn (artikel 310, lid 1, derde alinea, EU-Werkingsverdrag en artikel 17, lid 1, verordening 2024/2509). De EU en haar organen mogen namelijk binnen het kader van de begroting geen leningen aangaan (artikel 17, lid 2, verordening 2024/2509). Indien de EU in een bepaald begrotingsjaar toch teveel geld heeft uitgegeven wordt het tekort als een betalingskrediet opgenomen op de volgende jaarbegroting. Indien de EU daarentegen minder geld heeft uitgegeven dan zij heeft ontvangen wordt het overschot als ontvangst opgenomen op de volgende jaarbegroting (artikel 18, lid 1, verordening 2024/2509). 

Naar boven

Het rekeneenheidsbeginsel

Het rekeneenheidsbeginsel bepaalt dat de euro de rekeneenheid is die wordt gebruikt bij het opstellen en uitvoeren van de EU-begroting (artikel 320 EU-Werkingsverdrag en artikel 19, lid 1, eerste volzin van verordening 2024/2509). Toch kunnen bepaalde transacties ook in andere nationale valuta's worden verricht. De valutaomrekeningen worden zodanig verricht dat zij geen negatieve invloed hebben op de jaarbegroting in het algemeen. De Commissie moet proberen overmakingen in andere valuta dan de euro zoveel mogelijk te vermijden (artikel 321, eerste alinea, EU-Werkingsverdrag). 

Naar boven

Het universaliteitsbeginsel

Het universaliteitsbeginsel houdt in dat alle gezamenlijke ontvangsten dienen voor alle gezamenlijke betalingskredieten (uitgaven). Een specifieke ontvangst van de EU mag dus niet worden gebruikt voor een specifieke uitgave van de EU (artikel 20, verordening 2024/2509) . Op deze hoofdregel bestaan echter uitzonderingen. Bepaalde ontvangsten - de zogenoemde bestemmingsontvangsten - mogen namelijk wel worden gebruikt voor de financiering van bepaalde specifieke uitgaven (artikel 21, lid 1, verordening 2024/2509).  Belangrijke voorbeelden van bestemmingsontvangsten zijn bijdragen van de lidstaten voor aanvullende onderzoeksprogramma's of de bijdragen van lidstaten van de Europese vrijhandelsassociatie voor hun deelname aan EU-programma's (artikel 23 en 24 van verordening 2024/2509). 

Naar boven

Het specialiteitsbeginsel

Het specialiteitsbeginsel houdt in dat alle kredieten per titel en per hoofdstuk moeten worden gespecificeerd (artikel 316, tweede alinea, EU-Werkingsverdrag). Vervolgens worden de hoofdstukken onderverdeeld in artikelen en posten (artikel 28, lid 1, verordening 2024/2509). Onder bepaalde voorwaarden kunnen de Commissie en de andere EU-instellingen echter kredieten binnen de begroting overschrijven van de ene naar de andere post (artikel 317, derde alinea, EU-Werkingsverdrag en de artikelen 29 en 30 van verordening 2024/2509). 

Naar boven

Het beginsel van goed financieel beheer

Het beginsel van goed financieel beheer (artikel 310, lid 5, eerste volzin, en artikel 317, eerste alinea, tweede zin, EU-Werkingsverdrag en artikel 33, lid 1, verordening 2024/2509) kan worden onderverdeeld in drie beginselen. Ten eerste vereist het zuinigheidsbeginsel dat de middelen uit de begroting tijdig, in passende hoeveelheid en kwaliteit en tegen de best mogelijke prijs beschikbaar worden gesteld. Ten tweede vereist het efficiëntiebeginsel de beste verhouding tussen de ingezette middelen, de uitgevoerde activiteiten en de verkregen resultaten. Tenslotte vereist het doeltreffendheidsbeginsel dat de nagestreefde doelstellingen van de begroting zoveel mogelijk door de gefinancierde activiteiten worden nagestreefd (artikel 33, lid 1, onder a tot c, verordening 2024/2509).

Naar boven

Het transparantiebeginsel

Het transparantiebeginsel vereist dat de EU werkt in een zo groot mogelijke openheid (artikel 15 EU-Werkingsverdrag). Dit geldt eveneens bij het opstellen en de uitvoering van de begroting (artikel 37, lid 1, verordening 2024/2509). Op grond van het transparantiebeginsel moeten alle (gewijzigde) begrotingen in het Publicatieblad van de EU bekend worden gemaakt (artikel 37, lid 2, verordening 2024/2509). Ook moet informatie bekend worden gemaakt over natuurlijke personen en rechtspersonen die middelen uit de EU-begroting ontvangen (artikel 38, verordening 2024/2509). De bekendmaking van deze gegevens moet wel verenigbaar zijn met de EU-privacyregels, waaronder de Algemene verordening persoonsgegevens (verordening 2016/679) (zie het ECER-dossier over privacy).  

Naar boven

Laatst bijgewerkt op: 15-11-2024