Procedure voor het aanmelden van staatssteun

Procedure voor het aanmelden van staatssteun

De Europese Commissie is in het algemeen exclusief bevoegd ten aanzien van de handhaving van het staatssteunverbod van artikel 107, lid 1, EU-Werkingsverdrag (voor de enige uitzondering hierop, zie de laatste paragraaf hieronder over aanmelden bij de Raad).

Ieder voornemen tot het verlenen van aanmeldingsplichtige staatssteun moet op grond van
artikel 108, lid 3, EU-Werkingsverdrag dan ook bij de Commissie worden aangemeld. Totdat de Commissie een oordeel heeft geveld over de vraag of sprake is van een maatregel die aan de criteria voor staatssteun (zie deze subtab) beantwoordt en op basis van artikel 107 lid 2 of 3 EU-Werkingsverdrag met de interne markt verenigbaar is, mag de lidstaat de steun nog niet verlenen (de zogenaamde stand still-periode).

Aanmelding van een voorgenomen steunmaatregel door een lidstaat geschiedt via de State Aid Notification Interactive (SANI). Dit is een applicatie van de Commissie voor steunmeldingen. Ieder departement heeft (van het in Nederland staatssteun coördinerende Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK)) een inlog verkregen voor SANI (voor meer informatie kan per departement contact worden opgenomen met de Staatssteun-coördinatie van het eigen departement). Een meldingsprocedure start met een prenotificatie, waarbij een informele afstemming tussen de lidstaat en Commissie plaatsvindt. Wanneer de Commissie meent dat voldoende informatie aanwezig is om de steunmaatregel te kunnen beoordelen, kan de prenotificatie worden omgezet in een melding (notificatie). Voor de prenotificatie-fase zijn geen formele termijnen vastgesteld.

Bij de (pre)notificatie worden bepaalde formulieren ingezet. Zo zijn er formulieren beschikbaar gesteld door de Commissie voor bijvoorbeeld het doen van notificaties in SANI voor regionale steun, O&O&I, landbouw, visserij, breedband, risicofinanciering et cetera. Zie voor meer informatie over de formulieren voor notificeren en rapporteren ook de website van de Europese Commissie.

Na aanmelding van de steunmaatregel door de lidstaat onderzoekt de Commissie of sprake is van staatssteun, en zo ja, of de maatregel verenigbaar is met de interne markt. Dit onderzoek verloopt zoals uiteengezet in Verordening (EU) 2015/1589 (de Procedureverordening) .
Uit (artikel 9 van) die Verordening volgt dat de Commissie, binnen twee maanden na ontvangst van de volledige staatssteunmelding, één van de volgende besluiten neemt:

  1. De aangemelde maatregel vormt geen staatssteun;
  2. De aangemelde maatregel vormt wel staatssteun, maar er bestaat geen twijfel dat deze met de interne markt verenigbaar is (‘besluit om geen bezwaar te maken’); of
  3. De aangemelde maatregel vormt staatssteun, en er bestaat aanleiding om te twijfelen aan de verenigbaarheid ervan met de interne markt.

Wanneer de Commissie een besluit neemt als genoemd onder punt 3, dan leidt zij de formele onderzoeksprocedure in (zie ook artikel 6 van de Procedureverordening). Het besluit om de formele onderzoeksprocedure in te leiden stuurt de Commissie naar de lidstaat en naar eventuele belanghebbenden, zodat deze opmerkingen kunnen maken. Indien nodig doet zij ook nog verdere informatieverzoeken aan betrokkenen. Het besluit om de formele onderzoeksprocedure te openen wordt ook in het Publicatieblad van de EU gepubliceerd om zo andere lidstaten en belanghebbenden in de gelegenheid te stellen eventuele opmerkingen in te dienen.

De formele onderzoeksprocedure eindigt, zoveel mogelijk binnen 18 maanden na opening van de onderzoeksprocedure, met één van de volgende Commissiebesluiten (zie ook artikel 9 Procedureverordening):

  1. Een positief besluit , waarmee de Commissie de staatssteun verenigbaar met de interne markt verklaart. Het kan dat aan dit positieve besluit voorwaarden verbonden zijn en er verplichtingen worden opgelegd om toezicht op de naleving van het besluit mogelijk te maken; of
  2. Een negatief besluit , waarmee de Commissie concludeert dat de aangemelde steun niet verenigbaar is met de interne markt. De steun(maatregel) mag dan niet ten uitvoer worden gelegd.

Het is ook mogelijk dat de lidstaat de steunmaatregel na aanmelding wijzigt. In dat geval kan de Commissie ook besluiten dat de maatregel geen staatssteun meer inhoudt, of dat de twijfel over de verenigbaarheid van de maatregel met de interne markt is weggenomen. Daarnaast kunnen overheden de steunmaatregel nog intrekken (zie artikel 10 Procedureverordening) zolang de Commissie nog geen besluit heeft genomen over de verenigbaarheid van de steun met de interne markt.

Meer informatie:
Website Commissie: procedures staatssteun

Rechtsmiddelen tegen een besluit van de Commissie

Tegen een (staatssteun)besluit van de Europese Commissie kan op grond van artikel 263 EU-Werkingsverdrag beroep worden ingesteld. Hiervoor moet degene die beroep instelt wel voldoen aan de bij artikel 263 EU-Werkingsverdrag gestelde eisen (onder meer ‘individueel en rechtstreeks geraakt zijn door handelingen van een EU-instelling’). Hieraan wordt onder meer voldaan in het geval de belanghebbende die beroep instelt tegen een staatssteunbesluit van de Commissie tot een gesloten kring van marktdeelnemers (in dit geval een groep van woningcorporaties) behoort (arrest Woonpunt, C-132/12 P en ICER-H-fiche over deze zaak).

Meer informatie:
ECER-dossier : Tijd in het EU-recht- Procestermijnen en uitspraken
ECER-dossier : EU-Hof- Procedures- Beroep tot nietigverklaring
ECER-dossier: Staatssteun – Gevolgen van onrechtmatig verleende staatssteun- Rechtsmiddelen

Consequenties van het verlenen van staatssteun voordat de Commissie toestemming geeft

Voorafgaand aan goedkeuring door de Commissie al verleende steun is onrechtmatig, en daarmee verboden ( artikel 107 lid 1 EU-Werkingsverdrag ).
Dit kan meerdere consequenties hebben:

  • De Commissie kan stopzetting van de staatssteun eisen, en eisen dat reeds verleende steun wordt teruggevorderd;
  • Concurrenten van de begunstigde onderneming kunnen bij de rechter een verbod op de steun vorderen, en daarbij onder omstandigheden aanspraak maken op een schadevergoeding;
  • De Commissie kan, in afwijking van artikel 258 EU-Werkingsverdrag , versneld optreden tegen lidstaten die zich niet houden aan de staatssteunregels of tegen lidstaten die niet overgaan tot terugvordering van de steun. De Commissie kan rechtstreeks beroep instellen bij het EU-Hof en vorderen dat de inbreuk op de staatssteunregels wordt beëindigd ( artikel 108, lid 2, tweede alinea EU-Werkingsverdrag ).

Meer informatie:
ECER-dossier: Staatssteun- tabblad Gevolgen van onrechtmatige steunverlening
Website Europese Commissie- Procedures – Onrechtmatige steun
Website Europese Commissie – Klagen over onrechtmatige steun

Uitzondering op de aanmeldingsprocedure voor staatssteun: de Raad besluit

In principe is de Europese Commissie exclusief bevoegd om te bepalen of een maatregel staatssteun vormt in de zin van artikel 107, lid 1, EU-Werkingsverdrag . Op basis van artikel 108, lid 2, derde alinea, van het EU-Werkingsverdrag is op dit uitgangspunt echter een uitzondering mogelijk.

Op grond van die bepaling kan een lidstaat er namelijk voor kiezen om een steunregeling niet bij de Commissie aan te melden, maar bij de Raad. De Raad kan dan met unanimiteit van stemmen bepalen dat de steunmaatregel met de interne markt verenigbaar is.

Voor deze uitzonderingsprocedure geldt onder meer:

1. De procedure van artikel 108, lid 2, derde en vierde alinea, EU-Werkingsverdrag ziet op een uitzonderlijk en bijzonder geval, zodat de bevoegdheid die bij deze bepaling aan de Raad is toegekend, overduidelijk een uitzondering is. Voor "normale gevallen" blijft de Commissie exclusief bevoegd.

2. Een lidstaat kan ervoor kiezen een steunregeling niet bij de Commissie aan te melden, maar bij de Raad. De lidstaat kan ook na de aanmelding bij de Commissie alsnog aanmelden bij de Raad. De lidstaat kan niet, na een definitieve beslissing van de Commissie, de steunregeling alsnog aanmelden bij de Raad.

3. Een lopend onderzoek bij de Commissie wordt geschorst.

4. De Raad moet binnen drie maanden beslissen. Als de Raad niet heeft kunnen besluiten, is de Commissie weer exclusief bevoegd.

5. De Raad mag niet meer besluiten als de Commissie eerder al een besluit heeft genomen over dezelfde steunregeling. Dat geldt ook voor een compensatieregeling voor terugbetalingen door de begunstigden van een eerdere verboden steunregeling, die immers onlosmakelijk is verbonden met de eerdere steunregeling.

6. Tussentijds door de Commissie vastgestelde richtsnoeren vormen niet automatisch een standpunt ten aanzien van de steunregeling in concreto.

7. Een steunregeling waarvoor eerder slechts tijdelijk door de Commissie goedkeuring is gegeven kan door de Raad worden verlengd, tenzij de verlenging onlosmakelijk is verbonden met de oorspronkelijke steunregeling.

8. Een onlosmakelijk verband met de eerdere steunregeling kan niet worden aangenomen wanneer sprake is van nieuwe omstandigheden en een aanzienlijk tijdsverloop sinds het eerdere besluit van de Commissie. Er is dan sprake van een nieuwe steunregeling, waarover de Raad mag besluiten.

Meer informatie:
ECER-nieuwsbericht : Staatssteunbeslissingen: Commissie of Raad? (9 januari 2014)