Uitvoeringsfase

Uitvoeringsfase

Besluitvormingsprocedure

Na de vaststelling van het machtigingsbesluit, publiceert de Commissie een voorstel voor een NSP-verordening of -richtlijn.Op grond van artikel 20, lid 1, VEU vindt de nauwere samenwerkingsprocedure plaats binnen het kader van de EU-Verdragen en maakt deze procedure gebruik van de EU-instellingen. Om deze reden stemmen de besluitvormingsprocedure(s) en juridische instrumenten die worden toegepast voor de uitvoering van de NSP overeen met de procedure(s) en instrumenten die gewoonlijk worden toegepast als de EU optreedt op grond van de EU-verdragen maar niet in het kader van de NSP. Deze procedures en instrumenten worden bepaald door de relevante rechtsgrondslagen in de EU-verdragen. Indien dus de NSP wordt gebruikt op een gebied waar de verdragen voorschrijven dat de gewone of de bijzondere wetgevingsprocedure moet worden gebruikt, zullen de NSP-handelingen volgens deze procedures worden vastgesteld.

Er is slechts één verschil in de toepassing van deze wettelijke procedures. Dit verschil betreft de stemming over de instrumenten. De artikelen 20, lid 3, VEU en 330 VWEU bepalen namelijk dat alle leden van de Raad kunnen deelnemen aan de beraadslagingen, maar alleen de aan de nauwere samenwerking deelnemende lidstaten mogen stemmen. De samenstelling en de werking van de Commissie en van het EP verschillen verder niet.

Geen Unie-acquis

De handelingen die worden vastgesteld in het kader van een nauwere samenwerking zijn alleen verbindend voor de deelnemende lidstaten. Zij maken geen deel uit van het Unie- acquis (het geheel van regels waaraan de EU-instellingen en alle lidstaten gebonden zijn). Kandidaatlidstaten zijn niet verplicht deze handelingen te aanvaarden.

Financiële verplichtingen

De uitgaven die voortvloeien uit de uitvoering van de nauwere samenwerking, met uitzondering van de administratieve kosten voor de instellingen, komen in principe ten laste van de deelnemende lidstaten (artikel 332 VWEU).

Externe betrekkingen

Door het vaststellen van nauwere samenwerkingshandelingen krijgt de Unie enkel voor de deelnemende lidstaten  een bevoegdheid om te onderhandelen over verdragen op het gebied van de door de nauwere samenwerking bestreken onderwerpen. Of deze bevoegdheid exclusief zal zijn hangt af van de voorwaarden in artikel 3, lid 2 VWEU). Eventuele internationale overeenkomsten van de EU die hieruit voortvloeien, zullen slechts bindend zijn voor de aan de nauwere samenwerking deelnemende lidstaten.

Terugtrekking uit nauwere samenwerking

DeEU-verdragen bevatten geen bepalingen over een mogelijke terugtrekking van lidstaten uit de NSP nadat het machtigingsbesluit is vastgesteld, bijvoorbeeld voor het geval dat lidstaten worden overstemd bij de vaststelling van een NSP uitvoeringsinstrument. De nauwere samenwerkingsprocedure is daarmee vormgegeven als een “one-way street”: lidstaten kunnen er alleen maar in, maar niet meer uit. Indien lidstaten zich zouden willen terugtrekken uit een bestaande NSP, dan kan dit waarschijnlijk alleen door een verdragswijziging (een specifiek opt-out protocol).

Rechten en plichten niet-deelnemende lidstaten

De niet-deelnemende lidstaten mogen de uitvoering van de nauwere samenwerking niet belemmeren (artikel 327 VWEU).

Nauwere samenwerking moet openstaan voor alle lidstaten op elk gewenst moment, op voorwaarde zij het machtigingsbesluit en de uitvoeringshandelingen naleven (artikel 328 VWEU en artikel 20, lid 1, VEU).Artikel 331 VWEU bevat de te volgen procedure voor de latere deelname van lidstaten aan een bestaande nauwere samenwerking.  Een lidstaat die wil deelnemen aan een bestaande nauwere samenwerking moet deze intentie kenbaar maken aan de Raad en de Commissie. Binnen vier maanden na de ontvangst van deze intentie, bevestigt de Commissie in een besluit de deelneming van de betrokken lidstaat. Hiertoe dient de Commissie vast te stellen dat aan de voorwaarden voor deelname aan de nauwere samenwerking is voldaan. Indien in het kader van een bestaande nauwere samenwerking al maatregelen zijn vastgesteld, stelt de Commissie de nodige overgangsmaatregelen vast. Ook bepaalt de Commissie de datum van inwerkingtreding van deze nauwere samenwerkingsinstrumenten voor de nieuwe lidstaat. Dit geschiedde bijvoorbeeld voor Litouwen in de casus van het EU-eenheidsoctrooi (zie hier het relevante Commissiebesluit).

Omdat het zojuist genoemde artikel 331 VWEU bepaalt dat andere lidstaten moeten kunnen toetreden tot een ‘bestaande’ NSP, lijkt het erop dat voor de toetreding van die andere lidstaten tot de NSP een pauzemoment bestaat. Deze “standstill”-periode, een periode waarin nieuwe lidstaten niet tot de NSP kunnen toetreden, is gelegen tussen het moment dat de Raad het NSP machtigingsbesluit heeft vastgesteld en de vaststelling van het NSP uitvoeringsinstrument.

De Commissie en de deelnemende lidstaten moeten erop toezien dat de deelname aan de NSP door zoveel mogelijk lidstaten wordt bevorderd (artikel 328, lid 1, VWEU).