Wanneer het Europees Parlement, de Raad, de Europese Commissie of de Europese Centrale Bank in strijd met het Verdrag nalaat om een besluit te nemen, staat hiertegen beroep open. Dit beroep kan allereerst worden ingesteld door de lidstaten en de instellingen. Voor natuurlijke en rechtspersonen geldt het vereiste dat nagelaten is een handeling 'te hunnen aanzien' te geven. Zij zullen dus adressaat van de (nagelaten) handeling moeten zijn, of voldoen aan het criterium van rechtstreekse en individuele geraaktheid. Met betrekking tot dit laatste criterium lijkt het Hof echter een nog strengere maatstaf te hanteren dan bij de procedure van art. 263 EU-Werkingsverdrag (C-371/89, Emrich). Een beroep wegens nalaten omdat de Commissie niet heeft besloten om een inbreukprocedure tegen een lidstaat te starten is niet ontvankelijk ( 247/86 Star Fruit)
Daarnaast moet er in het geval van natuurlijke personen en rechtspersonen sprake zijn van het nalaten van een handeling gericht op rechtsgevolg: het nalaten een aanbeveling te doen of een advies te geven is op basis van art. 265 EU-Werkingsverdrag voor particulieren niet aanvechtbaar.
Nalaten Voordat van nalaten in de zin van art. 265 EU-Werkingsverdrag gesproken kan worden, moet de betrokken instelling tot handelen te zijn uitgenodigd. De instelling heeft vervolgens twee maanden de tijd om de handeling alsnog te verrichten, of om duidelijk te maken waarom geen actie wordt ondernomen (de zogenaamde 'standpuntbepaling'). Hoge eisen worden er in dit kader niet aan de instelling gesteld: de standpuntbepaling is niet aan vormvereisten gebonden (48/65, Lütticke) en ook wanneer de alsnog verrichte handeling niet de handeling is waar om gevraagd was, zal een beroep wegens nalaten niet-ontvankelijk worden verklaard. Verzoeker zal dat geval via de weg van art. 263 EU-Werkingsverdrag (beroep tot nietigverklaring) zijn recht moeten proberen te halen.
Beroepsgronden Artikel 265 noemt slechts één beroepsgrond: strijd met de Verdragen. Ook hier geldt, dat ook rectificaties en secundaire EU-wetgeving hier onder vallen. Van nalaten in strijd met de Verdragen is slechts dan sprake, wanneer de betrokken instelling de verplichting had te handelen. Met andere woorden: beschikt de instelling over een discretionaire bevoegdheid, dan is een actie op grond van art. 265 in beginsel niet mogelijk. Slechts in uitzonderingsgevallen behoort een actie wegens nalaten wel tot de mogelijkheden ( T-17/96, TF1 en C-107/95, Bilanzbuchhalter).
Gevolgen bij gegrondheid van het beroep Net als bij gegrondverklaring van een beroep op basis van art. 263 EU-werkingsverdrag, moet een instelling die veroordeeld is in een procedure wegens nalaten die maatregelen nemen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof ( art. 266 EU-Werkingsverdrag). Zij dient binnen een redelijke termijn aan die verplichting te voldoen (13/83, Parlement - Raad), omdat anders opnieuw een procedure wegens nalaten gestart kan worden.